Alhoewel kunstmatige intelligentie pas ‘onlangs’ zijn intrede heeft gedaan, lijken too many persberichten al jaren geïnfecteerd door deze ‘dooddoener’. Wat een partij slaapverwekkende onzin wordt er toch uitgekraamd zonder te bezuinigen op de inmiddels plat geslagen wegen der clichés: ‘uniek’, ‘respect voor de geschiedenis’, ‘traditie’, ‘handwerk’, ‘de beste ingrediënten’, ‘zorgvuldig geselecteerd’. En nieuw in deze verleidings-bla-bla-vocubalaire: ‘vegan’ en ‘cruelty free’.
Op Encounters kun je ook AI loslaten, en die zal dan het persbericht waarschijnlijk in de relationale sfeer ‘oplossen’. Romantiek alom: die ene blik in de metro, die glimlach tijdens het popconcert van Taylor Swift, die knipoog gedurende een wandeling door Paris (‘Als ik je zie krijg ik de bibbers in mijn knie’).
Ontmoetingen/Encounters tussen culturen is natuurlijk vaker gedaan, maar als je het persoonlijk maakt en dicht bij jezelf blijft – dit klinkt ook behoorlijk sleets – dan overtuigt het en wordt het geen marketingjargon.
Het bewijs wordt geleverd d Francesca Bianchi: ‘Ik ben altijd gefascineerd door ‘besmettingen’ – GoogleTranslate heeft moeite met het woord contaminated; ik hou het maar even op bevruchtingen – uit verschillende culturen, waardoor nieuwe vormen ontstonden. Zoals het in elkaar opgaan van religies – syncretistisch en eclectisch genoemd, ik zie het als een nieuw ‘afwijkend wonder’.
En verder: ‘Ik herinner me mijn fascinatie voor de exotische en mysterieuze pseudo-Arabische schriften in de halo’s van een renaissanceschilderij: in wezen christelijk, maar bevrucht door Arabische invloeden’ – zie ook bovenstaande afbeelding.
Hetzelfde doet Francesca Bianchi met Encounters: ‘East meets West’. Ofwel, ‘het fascinerende contact tussen culturen waar diversiteit een nieuwe taal voortbrengt. Iconische materialen uit het Oosten en het Westen – oudh en iris – versmolten tot een nieuw mysterieus en wellustig wezen’.
Ik zeg: wat een prachtcombi; was er zelf niet opgekomen ;-> En is voor mij weer eens een bevestiging dat creativiteit met name bij de kleine, onafhankelijke merken gezocht moet worden. Hoewel ik nog zit met de nasleep van een corona-gerelateerde neusverstopping, komt Encounters desondanks goed binnen.
De opening doet erg jaren zeventig vintage aan (me like!) door aan de ‘klassiekers’ bergamot en sinaasappel een bloemig-fruitige noot toe te voegen – zwarte bes en lavendel; op zichzelf al interessant voor een Aqua Allegoria bedenk ik me net.
De koriander ontgaat me eerlijk gezegd. Heb ik eigenlijk ook geen tijd voor omdat de zalige irisboter voorbij komt glijden: ssssmmmmmeuïg én aards voor mijn gevoel. Fijn: ik ruik tussendoor de musky engelwortel die met kaneel aan de iris een subtiel-kruidige gourmandtoets geven.
Ja en dan de basis, hè. Fascinerend om te ruiken hoe ‘dirty’ de iris de oudh als het ware opzuigt – gul en vol overgave, maar zonder dat de oudh te cliché oudh wordt. Hiervoor zorgen sandel- en cederhout, want die brengen de ‘muf-viezige’ oudh in een soort van strak-sensuele houtbalans zonder boring te worden – denk Acqua di Parma.
Nog een cliché: Francesca Bianchi zal Francesca Bianchi niet zijn, als ze geen ruimte biedt om het diep-sensuele vermogen van parfum te versterken: de ‘ambassadeurs’ die ze hiervoor in stelling: grijze amber en bevergeil… die kietelen de iris-oudh-combi. Een beetje vies – het kan voor mij nooit vies genoeg zijn – maar dat hoort bij chique geuren in de ware zin van het woord – nóg zo’n jaren zeventig-associatie die ik met Encounters heb.
The Art of Gifting. Als ik zoiets lees dan haak ik meestal af. Zo’n typische nietszeggende marketingkreet: alsof iemand iets schenken, iemand een kdo(tje) geven een ‘kunstaangelegenheid’ is. Alsof het merk het voor jou alleen doet, gratis en voor niets. Voor mij blijft schenken – als ik het doe zijn de ontvangers zijn meestal bovengemiddeld blij. Niet dankbaar, want dat is tegenwoordig ook bijna iedereen – gewoon een kwestie van doen zonder artistieke bijbedoeling.
Maar we zijn vandaag zeer positief gestemd, want mijn reukvermogen zit weer bijna op het oude niveau. Oók als ik weer eens rosé/witte wijn/bubbles drink – zoals afgelopen zaterdag tijdens een herinneringsbijeenkomst. Normaliter, loopt mijn neus dan ‘s nachts dicht, verstopt en kan dan next day bijna tot niets ruiken – en te veel Otrivin gebruiken schijnt ook niet echt goed te zijn. Maar sinds ik van de huisarts Budesonide heb gekregen, haal ik mijn neus weer op dat het een aard heeft. Wat ben ik blij zeg!
The Art of Gifting is in ieder geval de slogan van Dusita (anno 2001, boetiek in Parijs 2016). Weer wat geleerd: Dusita betekent paradijs in het Thais. Veel over gehoord. En aangezien een ‘amateur’-parfumkenner, die ik ken èn me een proefpakketje gaf, heb ik me erin verdiept. Ga dus naar de site, waar ik welkom word geheten in het Dusita-universum, en lees dat ‘alle geuren een olfactorisch eerbetoon zijn aan de poëzie van Montri Umavijani (1941-2006), de vader van de huidige neus Pissara – Ploi – Umavijani’.
Blablabla 1: ‘Montri Umavijani hield ervan om de wereld rond te reizen om te communiceren met mensen van verschillende nationaliteiten en achtergronden’.
Blablabla 2: ‘Zowel poëzie als parfum zijn ideale middelen om verbinding te maken met anderen; ze prikkelen de verbeelding, verheffen de geest en doen een beroep op zowel de zintuigen als het intellect’. Dat laatste is natuurlijk waar, maar als je het opschrijft klinkt het zo parmantig.
Blablabla 3 (en het idee achter de naam): ‘Geïnspireerd door Montri Umavijani’s levenslange zoektocht naar de vreugde en gemoedsrust die het hemelse paradijs Dusita belooft, roepen de parfums werelden van aards geluk en verhevenheid op’.
Blablabla 4 (tevens de filosofie van de oprichter): ‘Stralend mooie, onvergetelijke geuren creëren waarin grondstoffen van de allerhoogste kwaliteit excelleren. Parfums met een echte en diepgaande emotionele impact, waar eeuwig jonge Franse verfijning en traditionele Siamese elegantie samenkomen’. Siam – zo heette Thailand tot 1939.
Hier moet je van houden: ‘Elke geur gaat vergezeld met een tekening gemaakt door Pissara Umavijani die ze tekent met potloden en waterverf waarbij het hoofdidee van de geur wordt benadrukt’. Fragrantica meldt 15 geuren, waarvan Oudh Infini (2016) is gediscontinueerd. Laat ik dat nou net ‘weer eens’ een goede oudh vinden. Onlangs besproken. Wat me nú opvalt: krachtig met een etherisch randje en een leuke hoofdrol in het begin weggelegd voor (sensuele) oranjebloesem, en goed op gang komt met roos, zacht landt door sandelhout en met een aangenaam stinkertje in the end (civet).
Bij Cavatina (2021) – korte aria, zonder herhaling, in het bijzonder aan het slot van een recitatief – zet het lelietje-van-dalen direct de toon, omringd met bloemen die zijn frisse toon verzachten, sensueler maken. Denk aan tuberoos en ylang-ylang. Met de afronding is ook niets mis, het geheel wordt nog zachter en sensueler door ambrette, vanille, musk en sandelhout. Toch blijft alle zeer beschaafd.
Issara (2016), zette mij eerst op het verkeerde been. Ik rook in eerste instantie meer de donkere basis (eikenmos, hout, amber en musk) dan de bittergroene noten van het hart: salie, vetiver, dennennaald en een lichte, tabak-achtige hooinoot. De geur heeft iets eigenzinnigs – niet typisch vrouwelijk, niet typisch mannelijk. Maar ook hier weer verzorgd, niet schokkends.
Geldt eveneens voor Le Sillage Blanc (2017). Soort klassieke niche in een notendop; een mooie neo-chypre knipogend naar de groene chypres van de jaren zeventig. Dus groene noten met galbanumtoetsen, verstevigd door alsem, leer en tabak. Maar dan minder krachtig en duidelijk, en meer met nadruk op poederige musktonen, in plaats van op eikenmos en cistus labdanum. Vreemd, waarom de geur in dit geval niet Le Sillage Vert wordt genoemd.
Ruikend aan de geuren, denk ik ‘ambassadeursmerk’ en ‘smaakvolle truttigheid’ – zoals Annick Goutal in het begin van haar carrière ook werd gezien. ‘Een keer wat anders dan Guerlain en Chanel. De schenker heeft echt aandacht aan het cadeau besteed wat attent’. De kunst van het schenken. Zoiets. Tuttigheid in overtreffende trap deze naam: Mélodie de L’Amour (2016) en wel heel erg mid price-parfumromantiek (daar staat dan het ‘onbegrijpelijke’ Erawan (2018) tegenover – ‘fictieve olifant’).
Dit wordt bevestigd door Rosarine uit 2023 (en de flawless foto’s van de oprichtster): een geur die meegaat in de roodfruit rozengeuren-trend. Je betreedt een keurig aangeharkt rosarium. Rijpe lychees en frambozen vallen op de rozen in de perkjes geflankeerd door jasmijn en iris. En op het wandelpad, snuif je nuances op van patchoeli, vetiver, zoetigheden en een lichte cacao-noot.
Nou, nog eentje dan: Fleur de Lalita. Overweldigende bloemengeur. Eén en al overvloed: full blast witte lelie, jasmijn, magnolia, ylang-ylang en meiroos met groene galbanumtoetsen, die in het hart worden opgezogen door eveneens overvloedige ambrette die de bloemen een warm-musky ondertoon geven. Mooi is ook dat in de hoewel erg zoete basis van tonkaboon, vanille en sandelhout, ambergris voor een donkere ‘tegentoon’ zorgt.
Dit merk kwam een tijdje heel vaak voorbij op mijn Insta-pagina – tot irriterends toe: mine perfume lab. Op het eerste oog dacht ik: een dupe-brand en/of een slimme jongen/meid die heel goed gekeken heeft naar het zogenaamde handwerk-merk Le Labo (anno 2006; 2014 overgenomen door The Estée Lauder Companies).
Het doet alles wat nu verplicht is: begint al akelig voorspelbaar met de storytelling: ‘Voor wie droomt, romantisch en idealistisch, genereus en optimistisch is. Voor wie intens leeft, onvoorwaardelijk liefheeft, die herinneringen tegenkomen en soms verdwalen en weer een beetje verdrietiger en een beetje meer levend terugkomen. Voor wie houdt van bladeren door een fotoalbum, in plaats van ze te bekijken op een mobiele telefoon. Voor wie brood koopt bij de bakker en een stukje ervan eet zodra hij/zij/het buiten is wanneer het nog warm en geurig is’ – blablabla enz. Dat doet me denken aan de ‘ansichtkaarten’ van Atelier Cologne (anno 2009; 2016 overgenomen door L’Oréal) die de geuren vergezelden (weet niet of ze het nog doen).
Deze slogan komt trouwens wel binnen, best wel confronterend: ‘Blijf weg van etiketten die nep en muf ruiken. Wij verwijderen alle franjes – wat overblijft is de essentie van de dingen’. Tjonge, tjonge, ik trek het niet meer dit marketing-gemiep – ben niet geabonneerd op de Happinez. Laat maar, ook al is de neus achter het merk (anno 2017) nu behoorlijk aan het prijs dumpen. Kan me trouwens niet indenken dat een van de big boys hem, Massimo Annunziata de oprichter, zal over nemen. Daarvoor is het Mine toch te veel een ‘van-alles-wat’-merk.
En toen was ik voor boodschappen in Coevorden en ging onder meer naar een van mijn favoriete winkels: Medikamente Die Grenze. Voorheen heette die winkel Op = Op. Het grossiert voornamelijk in uiterste verkoopdatum overschreden levenswaar. Als je aan de kassa afrekent, heb ik altijd het gevoel alsof ik in de jaren zeventig aan het winkelen ben geweest – ‘een droom’. En in het directe umfeld van de vriendelijke kassière geen snoep & chocolade-verleidingen, maar zinnige producten zoals batterijen, handgel en geuren.
Zoals, heel schattig een sextet-display van het mij totaal onbekende merk (heb ik trouwens ook met heel veel merken in de nichesector) Sentio Blomicci. Even googelen; ben benieuwd. En verdomd: www.bol.com verkoopt het ook, maar www.meeuwenberg.nl geeft meer uitkomst.
Het is misschien wel de producent van Sentio Blomicci en tig andere ‘never heard of’-merken (een stuk of tien, Hello Kitty daargelaten, die kennen we natuurlijk allemaal). Heel bescheiden lees ik rechtsboven in op de site: ‘Goede parfum hoeft niet duur te zijn’.
Met deze slogan ben ik het natuurlijk helemaal eens. De display van Die Grenze zie ik niet terug op deze site, het verklaart wellicht waarom het bij de prijsstunter terechtgekomen. Over de prijs hebben we het niet: 15ml edp € 1,00. Even doorzoeken: een Duitse aanbieder geeft aan dat onder Sentio Blomicci de geuren Azure,Poudre, Blanche, Noir, Violet en Vert vallen. Ik kies gezien mijn geurgeschiedenis natuurlijk voor de laatste.
Not bad, not bad at all. Een eau de parfum-belevenis dat dan weer niet, en zeker geen niche. Toch benieuwd als je de geur blind zou laten testen door een smaakpanel. Als de trend nog bestaat die voorschrijft dat geuren nergens naar mogen ruiken, dus bijna ‘onzichtbaar’ zijn, dan heb je aan Green een goede. Op een bepaalde manier toch knap gedaan.
Ik ruik – daar ging ik wel vanuit – niets citrus-fris, wel is iets hooiachtigs, wel – kan het niet anders omschrijven – gedroogde bloemen en kruiden met toefjes poeder en zoet. Denk er een stralende, wolkenloze hemel bij. En het meest opvallende: geen scherpe witte – was op zestig graden – musk-finish. Daar ging ik ook vanuit. Eerder iets dat op hout lijkt én hout blijft, en dus niet verdwijnt in een nietszeggende zachtheid. Als ik weer in de buurt ben, gaan we die anderen ook proberen – Violetzeker.
En ik beloof: de volgende post behandel een lekker vet geprijsde geur. Een vriend heeft me er al op geattendeerd. En heb er links en rechts al van gehoord. We gaan er samen naar toe, maar als er een rij voor de deur staat – in de PC Hooftstraat – dan haak ik af. Dat vind ik zo armoedig; alsof je moet wachten op je ‘gunmaal’ geserveerd door de Voedselbank, het Rode Kruis of een andere stichting die het goed voorheeft met de medemens met pech.
Over de met heel veel filters genomen sfeerfoto’s, kun je hilarisch en/of dieptriest van de gedachten wisselen. Maar waar je het meest aan kunt ergeren is natuurlijk de British Vogue. Die heeft Sacred Mist – een bodymist met heilige-helende werking en nog meer blablabla beautybestanddelen – onderscheiden met ‘The Vogue Beauty Awards Winner 2023’. Dat gaat lekker snel.
Van wie is het? Nou wat leuk, voormalig über-supertop-model Kate Moss. Moss heeft sowieso een hele fijne, intieme band met het invloedrijke modeblad; kijk voor de lol eens op Youtube. Vogue vraagt zich natuurlijk niet af of Moss nu de allerlaatste en/of de allersloomste is die ‘iets in de beautysector’ met body & mind doet. Of een pionier is die aan deze veronderstelde helende producten een nieuwe, meer eco-bewuste draai heeft gegeven.
Dokter Deepak Chopra – soort van new age paus – is in ieder geval heftig onder de indruk: ‘This fragrance is truly unique!’ Hij liegt in ieder geval met een indrukwekkende footprint, want afgaande op de ingrediënten – enkele zijn Kate’s favoriete essentiële oliën – zie ik niets ‘geestverruimends’ en holistisch aan dit water. Bergamot, oranjebloesem, geranium, jasmijn, tuberoos, zwarte peper, ylang-ylang, cederhout, tonkaboon en eiken-kate-moss. Klassieker dan klassiek. Tijdloos mag ook. Kosmisch eveneens prima. Yves Rocher waarom niet?
Zou het echt waar zijn? ‘Sacred Mist is geïnspireerd en ontwikkeld door Kate samen met Victoria Young in haar Engelse plattelandstuin’ – die van Kate of die van Young? Vervolgens werd het ‘geformuleerd in de oudste parfumerie van Frankrijk’ – welke parfumerie dat dan wel moet zijn, wordt niet vermeld. Interesseert de ‘investigate beautyblogger’ van de British Vogue natuurlijk ook geen reet. Nogal eco-logisch: het is gemaakt conform de huidige hippe verkoopwetten. Dus vegan, recyclebaar en de grondstoffen zijn niet geoogst door hedendaagse ‘tot slaaf gemaakten’.
Volgens mij is Moss van plan een alternatief beauty-imperium op te zetten: op haar site kun je ook al gezichtscrèmes, een nectar voor body & hair bestellen. En thee, en ‘love letters’, en geeft ze gratis allerlei tips betreffende boeken met verhelderende inzichten en iets met tarot. Binnenkort waarschijnlijk gevolgd door ecologische coke en biologisch afbreekbare afvalproducten.
Voor je het weet wordt ze een directe concurrente van Gwyneth Paltrow die met haar Goopsite en -producten al zeer succesvol is – wereldberoemd werd ze ermee toen ze met een geurkaars kwam die niet kut rook, maar er wel naar rook: This Smells Like My Vagina.
Nog iets positiefs te melden misschien Geurengoeroe? Nou vooruit, de naam van haar bedrijf is natuurlijk wel leuk gevonden: Cosmoss. En, wat maakt het in the end uit van wie je je upscale beautyproducten koopt, want betalen doe je in negen van de tien gevallen veel te veel. Meaning: de prijs staat no way in verhouding tot de productiekosten en de kwaliteit. Durf ik ongeroken gif op in te nemen. Cosmoss ‘for Soul, Self, Space’ EDP 100ml € 145,00. Reality check: het beroemdste parfum ter wereld, EDP 100ml, kost bij Ici Paris XL € 125,00.
Terwijl het oliebollenbeslag aan het rijzen was, werd ik overvallen door een soort van geluk: het viel me op dat ik de gist duidelijk rook én het sap van de gewelde rozijnen en krenten (terzijde: heb ook nog stukjes peer, appel, dadel en bigarreaux toegevoegd). Je moet weten: ik heb volgens mij een bijzondere vorm van covid: niet long, maar slow. Very slow.
Alles gaat langzamer, snel moe, maar vooral grieperig gecombineerd met een aanhoudende voorholte-ontsteking. Toch maar naar de dokter, die gaf me neusdruppels die ‘verder gaan’ dan Otrivin. Ze zei na mijn gedoseerde litanie: ‘Duurt wel een week voor je het effect merkt’. En verdomd: ‘She was right’. En verdomd, de overige klachten zijn ook op de achtergrond verdwenen.
Om me ervan te vergewissen dat mijn reukrenaissance niet tijdelijk was, snelde ik naar mijn atelier. Keek tevreden rond en pakte lukraak twee monsters uit mijn ‘nog-ruiken’-doosje. Koala van Zoologist (2020) en Oudh Infini (2016) van Dusita.
Grappig, of treurig zoals je wilt, deze twee geuren zijn voor mij bijna symbolisch voor de uit de hand gelopen parfumbusiness. Zoologist vind ik een typisch voorbeeld van te ver doorgevoerde marketing. Idee vóór de invulling. Verkeerd, nee, maar voor mij toch een te hoog gagdet-gehalte. Mooie illustraties, maar je kunt niet elk dier uit de maar in schrikbarend tempo steeds afnemende ‘wilde’ fauna vatten in een geur.
Ik bedoel, bij dieren is mijn eerste associatie niet van ‘hoe kun je die olfactorisch interpreteren?’ Doe je toch ook niet met vliegvelden, kunstenaar-ateliers en historische figuren? Oeps, even vergeten – dus wel.
Natuurlijk is Koala een goede geur zoals er nu honderden goede geuren worden gemaakt. Alleen met het gevaar dat ze in de oceaan van overdaad verdwijnen, omdat je als niche-geïnteresseerde niet alles kunt ruiken – uitzonderingen daargelaten. Door deze olfactorische overvloed, is de kans groot dat parfums die ‘er echt toedoen’ niet geroken worden door ‘echte liefhebbers’ – wil zeggen: geurgenieters die zonder snobappeal parfum als kunstvorm zien en los van de pump en circumstance, creaties beoordelen op ware merites en originaliteit (weliswaar een steeds moeilijk wordende uitdaging).
Soort van leuk: de geur heeft een Nederlandse link, want samengesteld door Spyros Drosopoulos. Indruk: de opening heeft een aangename lichtheid, aangestuurd door de heldere opening van eucalyptus en dennenboom (gelukkig het ‘sauna-gevoel’ ontstijgend). De mimosa lijkt te verdrinken in de gelaagde donkerte van het hart; een mix van zwarte thee, vetiver, wierook, specerijen (en geranium).
Moeilijk om ze ‘stuk voor stuk’ te determineren, maar de zwarte thee nijgend naar oud en wierook bepalen de toon. De geur landt zacht: een beproefde combi van musk, sandelhout, eikenmos, amber en vanille. Maar is dit nu een koala? Dit dier kun je door zijn hoge aaibaarheids-factor ook vanillezacht-boudoir interpreteren. Of met een vieze leer-chypre met ‘vacht-effect’ – had ook zo maar gekund.
Oudh Infini van Dusita. Weliswaar uit 2016, toch symboliseert deze geur voor mij het copy & paste-idee dat de parfumwereld gevangenhoudt in zijn zelfgenoegzaamheid. Elke geur wordt gepresenteerd als een nooit van tevoren ondergane ervaring, die, dikke doei, toch gewoon inwisselbaar is. Niet erg, maar zeg het gewoon.
Ook hier weer: goede geur. En leuk dat oud (uit Laos – chic hoor!) een keer wordt gelinkt aan oranjebloesem. Geeft het adelaarshout een merkwaardige opwaartse lichtbloemige ondertoon, die door het oudh niet de kans krijgt om haar frisse noten te ontplooien. Precies gestopt op het juiste moment. Hierachter schijnt een roos te bloeien, die ik niet echt waarneem (gelijk de zonet bovengenoemde mimosa). Komt ook hier door de overdonderende presentie van de basis: een smeuïge, lichtjes gourmand, melange van vanille, musk en – grrrrrr – civet.
Check dubbel check: in de zin van ruik ik echt wel weer ‘op zijn ouderwets’ avant le ‘slow covid’? Ik pak even mijn vintage Petite Chérie (butterfly bottle-versie) van Annick Goutal uit 1998. Is-ie nog wel goed? Yes indeed. Godomme, die mix van groene noten en ‘beschaafd’ fruit (peer, perzik) zonnig-onschuldig verfijnd door een licht stralende roos… heerlijk. Wat een harmonieuze onschuld. 25 jaar geleden alweer. Je zou bijna fragrance-frustrated zeggen: ‘Zo worden ze tegenwoordig niet meer gemaakt!’
Nieuwjaarsadvies: koop niet te veel geuren, of kijk eens op mijn Marktplaats-pagina. Ben een soort van opruiming aan het houden. Loopt lekker. You never know. Voor 2024: Eine heile Welt, alhoewel ik het somber inzie. Nu oliebollen bakken en verder luisteren naar de negende symfonie van Anton Bruckner door het Filharmonisch Orkest van München onder leiding van Sergiu Celibidache. Geen troost, eerder berusting, zonder optimisme uit het oog te verliezen. Proost & Santé! Doe er wat mee!
Van de ene kant omarmen we het mondiale – hoe verder van huis op vakantie hoe indrukwekkender en interessanter. Van de andere kant: in gedachten tuffen we in Nederland al een tijdje terug naar Dorpstraat ons Dorp. Hopeloos ons verlangen naar een wereld die er nooit is geweest.
Omroep Max voert de boventoon in deze weemoed. Aanschouwt daarnaast het mateloos populaire Boer zoekt Vrouw en Ik hou van Holland. Beide gezellig-begripvol gepresenteerd door doodgewoon gebleven Nederlanders die geen achternaam meer nodig hebben: Linda, Chantal en Rob. Ik ga het niet hebben over Sweet Caroline in deze.
Wel glunderen van trots als een Hollander het over de grens verdomde goed doet: Max Verstappen wint het fonkelnieuwe Grand Prix van Las Vegas. Maar gelukkig moet hij daar niets van hebben: het draait hem te veel om de show, te weinig om het racen. Humble! Respect! Proud!
In hem herkennen we weer die heerlijke Hollandse deugd: doe maar gewoon dan doe je al… Deze nuchterheid zie je ook terug in een reclamespot van telefoonaanbieder Ben die zich hiermee zo te zien tegen de Randstedelijke havermelkelite richt.
Dat Holland achter de dijken-gevoel, wordt de laatste tijd ook gebundeld. Dit jaar verschenen meer dan tien boeken waarin onze ontstaansgeschiedenis centraal staat. Geur zal hierin ‘her en der’ waarschijnlijk als detail optreden, centraal staat hij in Neuswijzer, Geuratlas van de Lage Landen.
Een boek door de uitgeverij omschreven als ‘een kleur- én geurrijk geïllustreerd standaardwerk met ons reukorgaan als absolute held. Deze primeur geeft geur de hoofdrol in (streek)taal en cultuur, evolutie en biologie, geschiedenis en psychologie in de Lage Landen. Lezers ontdekken de spannende wereld van moleculen en receptoren, ontwaren de geuren die zorgen voor afkeer en opwinding, en maken kennis met Boldoot en meurmuren. Dit en meer verpakt in een aroma van rozen tot urine, en alles daartussenin’.
Ik lees ook dat – nu volgen een aantal clichés – ‘geuren onze levens kleuren. Ze geven smaak en brengen herinneringen tot leven. Geuren verleiden, brengen verlangens teweeg, roepen op tot walging of angst. Geuren hebben en geven betekenis’.
Ik lees ook: ‘parfumeurs, kunstenaars, wetenschappers en andere kenners werkten samen om hun inzichten te delen’. Een ‘odoresque’-boekenlegger, van geurkunstenaar Frank Bloem, geeft lezers de mogelijkheid om NeusWijzer ook grondig te besnuffelen’.
Een paar dingen: de neus (geur) een held noemen, dat vind ik zo… als je een fysiek uitgedaagd persoon helpt de straat over te komen, ben je het tegenwoordig ook al. Woordimplosie. Hou daar eens mee op. En ik heb iets tegen het woord besnuffelen, én ben ik benieuwd wanneer je wordt opgeroepen tot walging.
Voor als je in taal bent geïnteresseerd: het Meertens Instituut zette voor dit boek een enquête uit over ‘geurwoorden’ en ‘geurervaringen’ in de Nederlandse taal en dialecten (en daaraan verwante talen en culturen). Er werden ten behoeve hiervan colleges en workshops gegeven om zoveel mogelijk ‘geur-gerelateerde’ woorden te verzamelen ‘waarmee de reukzin van ons taalgebied wordt opgehaald en vastgelegd’.
Als informant kon je een digitale vragenlijst (breder verspreid in Nederland en België) beantwoorden. 1850 reacties – lang leve de participatiemaatschappij! Dat leverde onder meer jirre of jarre op – in Noord-Nederland gebruikt voor modder of modderlaarzen. ‘In Brabant zijn ‘ze dan weer dol’ op meuren en alle varianten daarop’ – ook in Twente by the way waar ik ben geboren en getogen: ‘Wie zit hier zo te meur’n?’ Een speciale geurherinnering in deze: een echte boerendochter uit de buurt van Losser, vroeg altijd in de klas van de Lonneker lagere school als ze naar de wc moest: ‘Meneer, mak ‘em’n noar den ton hên?’
Eveneens verdwenen volgens het Meertens Instituut woorden. We hadden 28 varianten voor muf, zoals duftig (komt dit uit het Duits – Duft?), verdolsemd, eumig. Komt door technologische ontwikkelingen. We hebben overal verwarming, dus is het veel minder vochtig. De technologie neemt daarnaast de neus over: ‘Apparatuur meet geuroverlast en op levensmiddelen staat een houdbaarheidsdatum. We zijn minder afhankelijk van onze neus, we staan niet altijd stil bij de impact van geur. Daar wil het boek verandering in brengen’.
Eerlijkheid gebied: heb het boek niet gelezen. De reden: de laatste twee boeken met geur als hoofdonderwerp, daar kwam ik niet doorheen (titels opvraagbaar). Het eerste omdat het teveel het persoonlijke verbond aan het technische aspect zonder enige noodzakelijkheid te bespeuren, het tweede omdat het te bloemrijk-aanstellerig was geschreven en ‘vanzelfsprekende’ productieprocessen van parfumingrediënten overdreven ingewikkeld omschreef.
Dus weet ik ook niet of uitgelegd wordt dat het in Noord-Brabant gebezigde meuren – volgens mij – afkomstig is van het Franse mourir: sterven. Ook niet of melding wordt gemaakt van de nummer 1 van de Nederlandse Canon van de Nederlandse Natuur: de geur van regen. En of de niet te harden stankoverlast van varkensboerderijen in Noord-Brabant door lokale belanghebbende bestuurders eufemistisch geurhinder wordt genoemd.
Laten we sentimenteel en heel Hollands eindigen: geur en herinnering. In de eerste geur – The Mind Vaccine – van avantgardistisch upcycle-modeontwerper Ronald van de Kemp ruik je ook kruidnagel. Hij vertelt hierover in de Volkskrant: ‘Dat hebben we pas op het laatste moment toegevoegd. Ik wilde iets prikkelends toevoegen en de geur van kruidnagel is een specifieke jeugdherinnering, het doet me denken aan de rode kool van mijn moeder’.
Ik had het persoonlijk spannender gevonden als Van der Kemp ook de geur van gekookte rode kool had toegevoegd – zoet-fluwelig, een soort van ‘hartige’ pruim, beetje glühwein-achtig qua geur. Grote kans dat dan The Mind Vaccine nog eigenzinniger was geweest, want een specifieke kruidnagelnoot is een redelijke bekende in geuren.
Nou ja, dat is leuk en fijn, of toch niet? De geur van regen, ofwel ‘grondgeur’ staat op nummer 1 van de Canon – ja hoor, we hadden’m nog niet – van de Nederlandse natuur. Geschreven door Dick de Vos, natuurjournalist en -gids. Uitverkorenen op de lijst zijn soorten kenmerkend voor onze leefomgeving. De regengeur wordt gevolgd door – niet in orde van populariteit/importantie – onder meer de merel, de brandnetel, de vliegenzwam, eikenmos, de aardhommel, de grutto, de dodemansduim, de haring, de knotwilg. En ook – merkwaardigerwijze – de inmiddels uitgestorven maashagedis (in 1778 opgegraven in Limburg).
De kenmerkende geur van regen, of beter gezegd van grondgeur dat is – ik citeer – ‘de fijne aardse lucht na een flinke regenbui die je ‘s zomers kunt opsnuiven. De zware, zoete geur wordt ook wel petrichor genoemd veroorzaakt door geosmine; een soort alcohol afgescheiden door micro-organismen die op en in de bodem leven’.
Ik vraag me alleen af of de geur van een regenbui, typisch Nederlands is. Deze geur kun je in alle noordelijke contreien op dezelfde manier ervaren lijkt me. Een plensbui in Hamburg, zal qua geursensatie niet veel verschillen van een plensbui in Amsterdam, Brussel ‘en regen zo maar door’.
De parfumindustrie slaagde er midden jaren zestig in om deze natuurlijke, kortstondige olfactorische ervaring te consolideren via het synthetische molecuul calone – een watergeur die doet denken aan gejodeerde lucht met hints van groen, anijs en meloen – in de loop van de jaren uitgebreid met andere, langer houdende waterachtige sensaties met ozonachtige nuances zoals azuzone, evernyl, oceanol en algenone.
De geur van regen in ‘echte’ geuren, was een tijdje populair. Maar dan meer als begeleider en sfeermaker in een geur dan als hoofdcomponent. Meer om bloemen een water-, dauw- en orangerie-achtige sensatie te geven – zoals Antonia’s Flowers, Calyx van (nu) Clinique en de Jardin-geuren van Hermès – dan om het pure ‘plensgevoel’. Goed voorbeeld: Rain van Marc Jacobs.
Regen letterlijk opgevat: Demeters Petrichor, en in Demeters’ bibliotheek zit ook nog Rain en Thunderstorm. En als je beetje gaat googelen naar water- en regenachtige geuren – denk ook aan zeeën, rivieren, beekjes, meertjes – kom je van de regen – so to speak – in de drup.
Het kan natuurlijk ook chic, kom je ‘toch weer’ bij Guerlain terecht. Vintage, tijdloos en zoals parfum eigenlijk hoort te zijn, sprak de ouwe geurzeur: Après l’Ondée (1906) en Quand vient la Pluie (2007). Ik heb ze alle twee en ruik af en toe aan ze om in mijn gelijk bevestigd te worden.
Wat ik me tenslotte afvraag: zou Dick de Vos op de hoogte zijn van attar mitti uit India? Ofwel, ‘gebakken aarde’ die de geur van vallende regen weet te vangen, zoals je kunt lezen in mijn Ici India XL-verhaal. Nog iets: als de inmiddels uitgestorven maashagedis tot de canon van de Nederlandse natuur wordt gerekend, dan weet ik ook nog wel een bijna uitgestorven ‘typische Hollandse glorie-sensatie’: de geur van gemaaid gras, gemaaid hooi op een zomerse dag, meegenomen door een briesje over een zandweg, dat zowel zoete, groene, kruidige en weeïge noten in zich heeft.
Hoewel het golvend koren en gras is verdrongen door mais, zie (en ruik je dus) tegenwoordig voorzichtig de geur van hooi weer terug. Van een echte comeback is alleen nog geen sprake.
NIET VOOR DE YSL-MODEFOLLOWER – DIE DRAAGT ‘LE VESTIAIRE’
Er mag dan veel geklaagd én gepositivoot worden over kunstmatige intelligentie, voor veel pr-medewerkers in de beautybranche lijkt me het een zegen. Hoef je je zelf als parfumpromotor niet meer te verantwoorden waarom er – wéér – een nieuwe geur van ‘je’ merk is die je – wéér – tijdens een lunch wilt presenteren waarbij – wéér – de ingrediënten van de nieuwe creatie inspiratiebron vormen voor de chef-kok. Laat je toch lekker ChatOpenAI doen!
Vraag aan deze door databases en algoritmes aangedreven slimmerd: presenteer aan de pers de nieuwe geur voor mannen van Yves Saint Laurent. ChatOpenAI antwoordt: Bedankt dat je vandaag bij ons bent gekomen voor deze opwindende en exclusieve onthulling van de nieuwste geur van Yves Saint Laurent, een iconische naam die synoniem staat voor luxe, elegantie en innovatie in de wereld van mode en beauty. Vandaag stellen we u graag het nieuwste olfactorische meesterwerk voor: de herengeur Yves Saint Laurent.
En toen: Yves Saint Laurent heeft altijd vooropgelopen bij het creëren van uitzonderlijke geuren die de essentie van moderne mannelijkheid vastleggen, en deze nieuwe creatie is daarop geen uitzondering. Deze geur is met de grootst mogelijke precisie en passie vervaardigd door onze meester parfumeurs en belichaamt de geest van verfijning en allure die synoniem is met het merk YSL.
Bij de les blijven: Zoals je kunt zien, is de fles zelf een kunstwerk. Het strakke, minimalistische ontwerp weerspiegelt de tijdloze elegantie waar YSL bekend om staat. De fles is versierd met het iconische Yves Saint Laurent-logo, een symbool van luxe en verfijning.
Concluderend: De herengeur Yves Saint Laurent is ontworpen voor de moderne man die de fijnere dingen in het leven waardeert. Hij is zelfverzekerd, verfijnd en moeiteloos stijlvol. Of hij nu een maatpak of casual kleding draagt, deze geur is zijn perfecte accessoire, versterkt zijn charme en laat een blijvende indruk achter, waar hij ook gaat.
Enzovoort, enzovoort. Wat kan Geurengoeroe nog toevoegen? Nou, dat de geur nu heel veel te zien is op televisie (met vele andere terwijl Moederdag- en Vaderdag nog niet in de lucht hangen). Maar daarnaast: reflecteert de naam bevestigend de hedonistische egocentrische selfie-cultuur waaronder de samenleving onder gebukt schijnt te gaan as we speak? Belangrijker: Yves Saint Laurent weet dat hij MYSLF zo precies/voorzichtig mogelijk met zijn mannenmode moet verenigen.
Kort door de bocht: de getatoeëerde stoere rock & roll, living down the fast lane man – door Yves Saint Laurent verbeeldt met Lanny Kravitz voor zijn eennalaatste geur Y (2017) – is hopeloos passé. Ja, jullie getrainde work out-mannen die baarden dragen, van top tot teen ge-inktprikt zijn met tattoos, op stijgerhoutkrukken bier drinken en misschien overwegen een eigen whiskymerk te brouwen, ja hipsters jullie, jullie zijn in Saint Laurents beleving hopeloos ouderwets.
Sinds een paar jaar flaneren over zijn catwalk modellen waarvan je bij sommige kunt afvragen of het wel ‘echte’ mannen zijn. Zou zo maar een vrouw of trans tussen kunnen zitten. Wat zeg je me nu? Nou, laat ik het gewoon ouderwets androgyn noemen. Ze komen deze winter in een kuitlang zwart silhouet, met af en toe witte accenten en half ontblote, graatmagere, afgetrainde bovenlijven verborgen door transparante blouse met sjaalkraag hooggehakt voorbijgelopen. Personen die deze kleren in het echt dragen en willen veroorloven, horen in de categorie ‘lifestyle’, ‘artist’, en ‘super rich’.
Het laatste waar je aan moet denken is gemiddeld, burgerlijk, doorsnee. Laten dat nu juist de kwalificaties zijn die matchen met de man die een Yves Saint Laurent bij de parfumerie koopt of krijgt van voor zijn verjaardag of andere feestdag. Dan kies je natuurlijk niet een ‘extreem’ model uit zijn recente shows als ambassadeur (die tussen ons gesproken gezwegen, nevernooitniet MYSLF gaat dragen, wél een geur uit zijn Vestiaire-collectie).
Dat is net iets te veel van het goede, te veel van het nieuwe. Weten ze bij Saint Laurent Parfums ook, dus hebben de marketeers gekozen voor een ‘gewoon’ model dat ze volgens de huidige Saint Laurent-moderichtlijnen ook in het zwart of het wit kleden. Maar dan héél basic – T-shirt, singlet, overhemd, broek, kostuum.
Zou ook een Hugo Boss-model kunnen zijn voor een nieuwe Hugo-geur. Vooral als die uit het beeld van de commercial loopt – zo gewoon, zou zo maar je buurjongen kunnen zijn, maar dan wel een heel leuke, hele knappe. Schrikt in ieder geval niet af. En de goed gevonden, erg actuele ‘social media’-naam geeft de koper een ‘ik-ben-op-de-hoogte-hoor’-gevoel.
Dan de geur. Tja, www.watzalikzeggen.nl? Een rondom oranjebloesem gecomponeerde geur op intense houtbasis. Ik ga er niet voor naar de winkel – de naam was reden van mijn nieuwsgierigheid. Maar ik durf er gif op in te nemen: de geur zal in the end gezellig clean eindigen en niet, zoals ik het liever had gezien, als een Vestiaire-geur.
Oranjebloesem op hout kan lekker zinderen. Met name als je de indolen in de oranjebloesem er niet uit zeeft. Dan gaat de geur broeien, richting zweten. Feux d’Orange (2008) van L’Occitane gaat in mijn herinnering wat dat betreft een beetje in die richting. Guerlain had ook een geflopte Aqua Allegoria – Néroli nog wat; rond 20004 volgens mij en ooit onderdeel van een Les Quatre Saisons-editie, maar kan’m niet meer terugvinden in mijn database terwijl ik de geur heb gehad – die lekker zwoel en warm was. Ik heb nog nooit echt een zweterige oranjebloesem doordrenkt met patchoeli geroken – misschien over het hoofd gezien. Vindt het wel iets voor Cartier voor zijn Les Heures de Parfum-collectie.
Correctie: het gewoon ogende model blijkt Austin Robert te zijn. Hij speelde Elvis Presley in de biopic Elvis, waarvoor hij naast een Golden Globe en BAFTA, genomineerd werd voor de Academy Award voor Best Actor. Ook lekker: Time Magazine noemde hem een van ’s werelds 100 meest invloedrijke mensen dit jaar. Niet verkeerd: hij gaat met Kaia Gerber, model én onderdeel van de social media en influencers-royalty. Dan ben je natuurlijk dubbel invloedrijk.
Was eergister mijn parfumatelier aan het opkuisen en dacht: ‘Hoe oud moet ik worden, om alle geuren hoogstpersoonlijk te hebben leeggespoten?’ 867? 1233? 2167? In ieder geval een soort van onsterfelijk. Kwam ik vervolgens ‘zo maar’ Concrete tegen. En dacht: ‘Hoe oud zou die Rei Kawakubo de oprichtster van Comme des Garçons inmiddels zijn? 867? 1233? 2167? In ieder geval soort van onsterfelijk. 80 blijkt, zo zie ik net.
Ik heb haar hoog zitten. Haar kleding begrijp ik niet (altijd). Of laat ik het zo zeggen: wat voor een ‘soort’ vrouw koopt en draagt deze museum-voor-moderne-kunst-mode. Nu zou je daar haar parfums ook onder kunnen scharen – ‘moderne kunstgeuren’. Niet dus. Ik kan me indenken dat anderen dat wel vinden omdat veel van haar geuren als moeilijk, te experimenteel worden gezien en dus, net zoals haar mode, niet echt draagbaar zijn.
Dat laatste is onzin. Álle geuren zijn draagbaar, hoe vreemd ze in eerste instantie ook moge klinken, hoe vergezocht de inspiratiebron ook moge zijn. Want in the end heeft een parfumeur – hoe weirdo zijn visie ook is – zijn beperkingen aangezien zijn palet niet een immer uitdijend olfactief universum is. Er worden natuurlijk nieuwe ingrediënten ontwikkeld maar die zijn allemaal gebaseerd op wat we kennen, wat de natuur en wat de cultuur aan olfactiefs schoons en/of vies in zich heeft.
In welke categorie valt Kawakubo eigenlijk? Moeilijk. Niche, experimentele niche, arti-farti, conceptueel, ‘draagbaar’. Voor mij is ze het allemaal gezien haar geuren in feite ook het hele spectrum beslaan. 101 inmiddels.
Concrete (2017) is typisch ‘des Garçons’, want de geur moet je op het verkeerde been zetten, ‘speelt’ met betekenissen om die vervolgens op te blazen. Hoewel je met een ervaren parfumeur de geur van beton zou kunnen vertalen (wat vervolgens een experimentele geur oplevert), doet Kawakubo het tegenovergestelde van wat ‘wij’ ons erbij voorstellen. Dus geen harde, grijzige en ‘kale’ geur met aqua-accenten, maar een geur gelijk een kasjmiersjaal. Sandelhout dus, dat je met een beetje fantasie als ‘vloeibaar kasjmier’ kunt beschouwen.
In het parfumvocabulaire heet een dergelijke benadering: destructie, constructie en creatie. En in interessant-onbegrijpelijk marketingtaal zeg je dan: ‘Concrete is een geur waar materiële preconcepties vernietigd worden om de weg vrij te maken voor iets nieuws’. Niet echt dus, gezien sandelhout al millennia-lang wordt gebruikt om zijn geruststellende, genot schenkende capaciteiten.
Dit klinkt ook lekker: ‘In een wereld waar beton alomtegenwoordig is, het alledaagse weefsel van stedelijke stadsgezichten, krijgt het nu een ongelijksoortige context: het uniek verfijnde rijk van de parfumerie; het prozaïsche als kostbaar behandeld; stereotypen ondermijnd’. Je hoort het de parfumeriemedewerker in de Bijenkorf tegen een potentiële koper zeggen.
Die Bijenkorf kan er trouwens wat van. Dit lees ik op de site over Concrete. Heerlijk die nalatigheid, onzorgvuldigheid en ‘zal wel’-houding die zoveel online-winkels kenmerkt. Degene verantwoordelijk voor de content, weet duidelijk niet waar hij/zij/hen het over heeft. Bij het opsommen van de Concrete-ingrediënten, meldt de dombo (of zou het – een slecht gevoede kunstmatige intelligentie zijn?) dat het hart naast roos-oxide ook jasmijn en sambak bevat. Is het werkelijk? Geen sambacjasmijn?
Maar wat is nu typisch ‘des Garçons’? Een nadruk op donkere specerijen, warmte – komijn, kardemom en kruidnagel in dit geval. Altijd prettig om deze stoffige, pittige en beetje broeierige sfeer te ruiken. Ik herken hierin haar eerste geuren voor een groter publiek, zoals 2 (1999) en 2 Man (2004). Al door ruikend valt op hoe ‘niche-klassiek’ de compositie is. En hoe lekker. Het bloemige hart van rozen-oxide (perfume-dummies: geurstof voorkomend in rozen en rozenolie. Draagt ook bij aan de smaak van sommige fruitsoorten, zoals lychee, en wijnen, zoals gewürztraminer).
Dus een ‘roodzoete’ sensatie vermengd met de helderheid van jasmijn (hoe klassiek wil je het hebben?) die de kruiden mooi in zich opzuigt en even elegant weer doorgeeft aan de basis. Veel sandelhout (ik vermoed Australische) en veel warm-droog cederhout vermengd met volgens mij een aantal niet genoemde zachtmakers (cashemeran?) en een poederige musk om het fluweelhouten-effect te versterken. Mooi, zacht, elegant om concreet te zijn.
Dus op zoek naar een aangename warm-kruidige houtgeur? Neem Concrete. Keer wat anders dan Santal 33van Le Labo.
A GODDESS ON A VANILLE TOP AND BURBERRY WAS HER NAME
BLURRING BURBERRY
NIET MAKKELIJK OM EEN ‘SPANNENDE’ VANILLEGEUR TE MAKEN
Dat mode inmiddels verworden is tot een grote blur moge overduidelijk zijn. Haal een label weg van een luxelabel en het wordt al snel gissen. Gucci, Dior? Prada, Vuitton? Versace, Burberry? Dat laatste heb ik bij de nieuwste geur van Burberry. Is de marketingman/vrouw (of – trending topic – welke variatie op het mannelijke en vrouwelijke geslacht dan ook) verantwoordelijk voor de Versace-parfums ‘overgelopen’ naar Burberry? Goddess ademt voor mij Versace: naam, flacon en ‘zegel’ op de flacon.
De geur, is ook inwisselbaar, maar dat geldt tegenwoordig voor bijna alle geuren. De campagne is dan weer Burberry meets Chloé’s Nomade. In plaats van paarden zijn het nu leeuwen die in een woeste, woestijnachtige setting de protagonist begeleiden naar ‘de godin in haarzelf’. Anders gezegd en tevens de slogan: ‘embrace the goddess within’ (aan de buitenkant is het goddelijke in ieder geval niet te zien, het model kijkt een beetje boos, of is ze moe van running up that hill?). Doen we. Want het wordt de hoogst tijd dat de man ook op zoek gaat naar de ‘godin in hemzelf’. Gaat wat dat betreft de goede kant op – neem alleen al Harry Styles. Maar dat is een ander onderwerp.
Nog even wat de naam betreft: ik dacht dat na Hero (voor de man), Burberry ‘logischerwijze’ zou kiezen voor Heroin. Zouden ze dat op de Burberry-burelen niet aangedurfd hebben omdat je het als onnozele klant zou kunnen verwarren met dat goedje waardoor je dingen gaat zien die je nog nooit eerder hebt waargenomen – heroine.
Dan de geur die – nu ‘verplicht’, maar niet nodig, want alle geuren zijn het – vegan wordt genoemd. Inderdaad: één en al vanille – drie soorten, er is zelfs sprake van vanillekaviaar – met hier en daar een ander zoet nootje dan vanille. Ik moest in eerste instantie aan een hint van rood fruit denken, maar langer op de huid nijgt die naar – inderdaad zoals opgegeven – lavendel.
Maar dan nog: iets wat zoveel vanillegeuren en dus ook Goddess kenmerkt: hoeveel soorten vanille je ook verwerkt het blijft toch vaak vanille, vanille, vanille. Soms gaat het richting keuken, soms richting whisky, soms ruik je vanille wiegend in een houten rumvat – en dat heb ik een beetje bij Goddess met name door de houtachtige nuances. Maar het blijft toch vanille, vanille, vanille. Beetje blurring, beetje boring Burberry.
Volgens mij had een shot wierook of een volle laag patchoeli de geur meer pit, kracht en eigenheid gegeven. Nu is het een eendimensionale crowdpleaser. Je beledigt er niemand mee, behalve vanille-haters. Zijn er meer van dan je denkt.
Goddess heeft dan wel weer een voordeel, maar dan meer door toeval: op dit moment zijn er volgens mij in de masstige-sector niet veel pure vanillegeuren te koop. Ben je echt Goddess-gek geworden, Burberry levert conform de huidige ecologische marktvoorwaarden ook een refill van 150ml die – vraagje – wel of niet zonder lege Goddess-flacon gebruikt kan worden?
‘ZE KIJKEN JE AAN ALSOF JE EEN ARME SLOEBER BENT ALS JE DIT MERK KOOPT’
Come what may zoals ik in de vorige post meldde. Nou deze dus: Bois Impérial en Orange X (geen Twitter-logo in transitie) Santal van Essential Parfums (Parijs). Staan beide bescheiden-nonchalant op een vintagedressoir in de slaapkamer op een prachtige woonboot aan de rand van de Jordaan. Van vrienden op verwegwerkvakantie. Here we go.
Ben een beetje uitgekeizerd, -gekoninkt en uitgeëdeld wat parfumnamen betreft. Deze veronderstelde chique adjectieven hebben inmiddels een race to the bottom-devaluatie ondergaan. Als Rituals een niet goed werkende geurkaars omringd met keizerlijke allure, dan…
Nog iets, zie je steeds vaker: namen van de neuzen vermeld op het etiket. Geeft dit aan dat die inmiddels belangrijker zijn dan de merken zelf of worden ze als extra lokmiddel ingezet? Het geeft die merken én die neuzen in ieder geval ook een soort van inwisselbaarheid en alledaagsheid.
Daar denkt dit merk vanzelfsprekend anders over: ‘Met meer dan 25 jaar ervaring hebben we Essential Parfums opgericht met een rebelse geest en de missie om de essentie van haute parfumerie te herstellen. We zijn gegroeid vanuit een simpele aanpak: parfumeurs carte blanche geven om te creëren, zonder beperkingen of limieten’.
Waar hebben we deze restauratie-aspiraties eerder gehoord… Bijna elk nieuw of ‘oud’ niche parfumhuis propageert deze kijk op het métier. Nu gebeurt er iets vreemds: ik wil de naam van Quention Bisch (neus van Bois Impérial), googelen, verschijnt die al bij de eerste letter… indrukwekkende collectie heeft hij inmiddels opgebouwd: van treurigmakende middle of the road-onzin (de übercliché en zonder humor gepresenteerde Good Girl– en Bad Boy-collectie van Carolina Herrera), via kassakrakers (1 Million Paco Rabanne) naar prachtige niche-excercities: Querca (Bottega Veneta).
En Bisch (40) heeft het druk: sinds 2020 59 geuren geleverd voor de nichesector. Waaronder Bois Impérial (2020). Beetje veel naar mijn gevoel, maar hij moet nog heel hard werken – hij heeft nog even de tijd – om in de buurt te komen van de eminence grise onder de parfumeurs Alberto Morillas (73): meer dan 2500.
Er zit meer in Bois Impérial dan ik kan ruiken. De eerste indruk: cederhout infused. Licht, zonnig en strak (eigen aan cederhout). Dit blijf ik ook ruiken. Met de toegevoegde mooimakers heb ik meer moeite, maar komen geleidelijk goed op gang. Lekker: gepeperd basilicum, sprankelend pompelmoes en Nepalees timut-peperabsoluut in de opening. Doet denken aan Mandarin Basalic, een van mijn favoriete Guerlain Aqua Allegoria’s, maar dan gelaagder.
Essential Parfums’ oordeel: ‘Een briljante combinatie perfect contrasterend met de gedurfde houtachtige signatuur van de geur’. Dan: Haïtiaanse vetiver (‘groen, rijk en aards’) en georgy-hout (molecuul met krachtige cederhouttoon) ‘verlicht door het bloemige aspect van petalia’.
Maar dan: ‘Het majestueuze akigala-hout (via een biotechnologisch proces uit patchoeli gerecycled) tekent het parfum. Het unieke kruidige, houtachtige karakter wordt versterkt door een rijke essentie van Indonesische patchoeli en een krachtige en langdurige noot van ambrofix’.
Terzijde: wel akigala uitleggen en ervanuit gaand dat consumenten weten wat petalia en ambrofix is.
Petalia: frisse bloemengeur van pioenroos, lelietje-van-dalen, roos met een fruitige ondertoon. Zeer fris, licht en diffuus.
Ambrofix: zeer krachtige en zeer stabiele amberachtige noot. Meest geschikt om een authentieke ambregris-noot af te leveren.
Alleen wil de patchoeli niet indalen, is er wel maar blijft zuinig gedoseerd. Er is zeker een warme houtsensatie maar keizerlijk in de zin van diep, krachtig en intens die het predicaat niche rechtvaardigt, wil het niet echt worden. Daarvoor blijft de geur te licht.
Bij deze ingrediëntenopsomming ruik ik in gedachten Amouage, LM Parfums, Bruno Acampora en Maison Incens. En moet eerder denken aan een eau de toilette dan aan een eau de parfum concentrée.
Orange X Santal heeft ook een hoog Aqua Allegoria-gehalte. De sinaasappel spettert je tegemoet, ondergedompeld in een waterbad met op de bodem aangename houtsensaties. Ik lees: ‘Fris en sensueel parfum met weelderige facetten van sinaasappel uit Italië en Australisch sandelhout. Het is de alchemie van lichtheid en diepte – nu komt die – het contrast tussen theoretische strengheid en poëzie. Afgerond met basilicum uit Egypte. Franse cipres en Australisch sandelhout zorgen voor houtachtige topnoten’.
Ik zou zeggen basisnoten. En sensueel vind ik de geur ook niet echt – sandelhout wordt dat pas echt als je het impregneert met intense bloemen – roos of jasmijn bijvoorbeeld. Dan treedt er een wonderlijke alchemie op, vaak ondoorgrondelijke diepte die je het mooist in the real stuff ervaart: attars uit Ici India XL. In Orange X Santal is het niet meer dan een mooie, zachte afgeronde houtnoot.
De prijs valt mee. Tenminste als je € 78,00 voor 100 ml niet veel vindt. Bij Skins, merkte de vriendin trouwens op, toen ik haar appte hoe ze geur had ontdekt (eerst in Parijs), ‘kijken ze je aan alsof je een arme sloeber bent als je dit merk koopt’.
SHALIMAR KOMT LATER WEL EN DAARNA MISSCHIEN WEL EEN NICHEPARFUM
Omdat het aantal nieuwe geuren niet meer bij te houden is, vind ik het grappig om recensies over te laten aan het toeval. Come what may. Zo sprak ik onlangs een kennis (woonachtig in de buurt bij me in Drenthe) en kregen we het niet geheel ontoevallig over geuren. Het ging onder meer over oudh en haar all time favorite: Rêve Indien van Fragonard – ze toverde me in no time een metalen fles tevoorschijn van 600 ml. Mocht ik meenemen om te testen.
Tijdens mijn research (had er niet echt zin in, omdat Fragonard voor mij in de categorie ‘zal wel’ valt), werd ik evenwel geconfronteerd met mijn vooringenomenheid en mijn achterhaaldheid (in de zin van niet meer op de hoogte zijn). Want ik herinner me Fragonard als een slecht parfummuseum in Parijs met een ontzettend ongezellige entrée dat voornamelijk dient als een verkoopfuik voor onwetende toeristen.
Fout! Is dus verleden tijd; het huis heeft een restyling ondergaan, opent wereldwijd boetieks en als je de moeite neemt, dan blijkt de handelsgeschiedenis in eerste instantie minder commercieel en money driven dan gedacht. In tweede instantie meer.
Mijn initiële associatie/gevoel met het merk blijkt te kloppen: want de naam suggereert ‘oud dus vertrouwd’. Fragonard klinkt chic en als je de naam analyseert, kun je er fragrance en art in lezen – marketingtechnisch zit je dan goed. En voor mensen nèt iets meer op de hoogte van de Franse kunstgeschiedenis, weten dat Jean-Honoré Fragonard een, en een van mijn geliefdste, rococoschilders is.
Nu blijkt dat de oprichter Eugène Fuchs, deze voorliefde deelde (hij bezat enkele doeken) en daarom zijn huis (anno 1926) ernaar vernoemde. Zo zit dat dus. Zijn nazaten, derde generatie, openden in 2011 zelfs een Fragonardmuseum in Grasse (tevens geboorteplaats van de schilder). Wil je meer weten – er is ook nog een leuke link tussen Fragonard en Elizabeth Arden – zie www.usines-parfum.fragonard.com.
Nu de geur Rêve Indien. Afgaande op het overige online-aanbod, blijkt dat mijn vooroordeel ten aanzien van Fragonard niet onterecht is. De winkel heeft een Yves Rocher-uitstraling en de accessoires die het naast de geuren verkoopt hebben een hoog toeristisch trekpleister-gehalte. En het assortiment is ook niet bepaald uitgebreid: er is een lijn die heet, heel origineel, The Irisistibles en die is weer onderverdeeld in The Florals – blijkt maar één geur te bevatten: Lavande.
In ieder geval: Rêve Indien ruikt precies zoals ‘hoort’ te ruiken – zeer zacht, zeer beschaafd met een petit-petit toefje sensualiteit… pas op, niet te veel hoor! De opkomst van ingrediënten presenteert zich ook zoals het hoort bij een oosterse geur. Eerst citrusfris: bergamot en sinaasappel, dan de klassieke jasmijn-rooscombinatie onderbouwd door iris vlot gevolgd door een nogal platte vanille-injectie vermengd met een beetje patchoeli en amberachtige noten… Echt vol, gul en overdadig wil het maar niet worden – je wilt toeristen niet afschrikken na de prachtige en instructieve rondleiding in het parfummuseum.
Dat zijn er inmiddels drie: Parijs, Grasse en Arles. Fragonard is daarnaast samenwerkingen aangegaan met le Musée du Parfum Haussmann (2015) en le Musée du Parfum Scribe (2019) in Parijs. En als je daar dan als toerist het echte ‘oosterse werk’ wilt ontdekken, dan is er in de buurt vast wel een Guerlain-boetiek of warenhuis met Guerlain-eiland waar zij/hij/hen de standaard van het oriëntaalse parfum kan ontdekken: yep, Shalimar. En daarna misschien wel – let’s go crazy het is per slotte van rekening vakantie – een nicheparfum.
Als je naar deze geur googelt dan verschijnt die al na de tiende letter: Mousse Aras… hiyama van Le Jardin Retrouvé. Heb natuurlijk al vaker over dit in 1975 opgerichte en zich als ‘first niche’ manifesterende merk gehoord. Alleen de naam hield me tegen: ben een beetje heel veel moe van al die geuren die de geheime deur/opening zijn naar wat voor een tuin dan ook.
En dan als mérk je naam/lot er helemaal aan verbinden… weet het niet, maar ik vergeef het ‘de hervonden tuin’ gezien de oprichtingsdatum. Toen had je nog niet zoveel geparfumeerde tuinen. Toch even checken op mijn overzichtslijst. Klopt dus. De meest vintage in deze: Dans le Jardin de mon Curé van Guerlain. 1895. Daarna: Un Jardin de Nuit van Arys. 1919. En toen: Chèvrefeuille en Jasmin van – inderdaad – Le Jardin Retrouvé. 1977.
Ik kreeg een ruime sample van Mary ter Heege toegestuurd. Misschien wel of niet bekend: ze is een fanatiek (in de goede zin van het woord) en verbazend goed op de hoogte zijn amateur-parfumkenner. Ze was een tijdje geleden bij mij op bezoek in mijn Geeser parfumatelier om te praten over een parfumpraatje dat ik binnenkort ga houden in het openbaar (we houden u op de hoogte).
De reden van het verzenden: tijdens ons geanimeerde gesprek liet ik ontvallen dat ik ooit zelf parfums ben gaan mengen omdat ik me soms afvroeg waarom bepaalde ingrediënten nog niet samen gebruikt zijn. Zoals wat me de laatste tijd bezighoudt: wierook en vijg – in combinatie met galbanum en nog meer (mos)groen. Zegt Ter Heege dat zoiets sort of al is gebeurd, en wel met, inderdaad: Mousse Arashiyama. Gelanceerd in 2019.
Opvallend, en dit gebeurt niet echt vaak: geur in combinatie met storytelling klopt. Ik wist het niet, want heb het land van de rijzende zon nog nooit bezocht, maar met Arashiyama wordt verwezen naar – met dank aan Wikipedia – ‘een natuurlijk bamboebos in Kyoto voornamelijk bestaand uit mōsō-bamboe toegankelijk voor publiek’. Helemaal hip: het ministerie van Milieu beschouwt het bos als een onderdeel van het geluidslandschap van Japan.
Zoals wellicht bekend: bamboe ruikt niet, maar het olfactorisch oproepen spreekt als het ware voor zichzelf: groen, fris, teder en sterk. Dat gaat dan zo. Eerst de inspiratie. Le Jardin Retrouvé vertelt: ‘Een uitnodiging tot contemplatie, sereniteit, spiritualiteit. Maxence Moutte (de parfumeur) geeft ons in deze creatie zijn poëtische visie van het bemoste kreupelhout van een Japans bamboebos, we raden groene tonen van mastiek, rijpe vijg, dauwparels’. Nu zij we echt in Japan: ‘Uit een tempel ontsnappen slierten van wierook en heilige houtsoorten worden versterkt door de frisheid van bergamot’.
En toen sloegen ze een beetje door – eigen aan parfumhuizen en parfumeurs: ‘Je wandelt in dit bos als ware het een heilige plaats. Gesust door de zachtheid van het mos, gehoorzamen je stappen aan een oeroud instinct, een diepe intuïtie. Bij de bocht in het pad vallen je ogen uiteindelijk op deze machtige boom waarvan je de naam niet kent maar wel weet. Je ziel, bevrijd van zwaarte, maakt zich subtiel los van de grond en blijft hangen om te genieten van eikenmos, patchoeli, mastiek en wierook’. Lijkt Rituals wel.
Mooi is de verstrengeling van groen en gerookt hout. Zonder al te diepzinnig te worden; Mousse Arashiyama gaat voorbij de oppervlakte, maar dat gebeurt al snel volgens mij als je geen bloemen toelaat: die maken geuren namelijk toegankelijker en ‘begrijpelijker’. Zulke zonderbloemencomposities vallen dan al snel in de categorie moeilijk/niche.
Ik moet trouwens eerder aan een beekje/stroompje denken dat zich door een bamboebos slingert (door de opvallende aquanoot) dan aan de omringende groene vegetatie. Want het is alsof deze groene smaakmakers door het water worden gewiegd – viooltjesblad, gras en groen-kruidige noten. Wel lekker hoor die vijg die ‘uit het water springt’ en geleidelijk door mastiek houtachtiger en door de wierook ingetogener, sereen wordt.
Al dieper ruikende moet ik denken aan een mist van Kenzo die – ooit – in de KenzoKi-lijn zat/zit: ook toen was bij mij de verwondering groot dat hoewel bamboe niet ruikt, je toch het ‘geurgevoel’ ervan mooi kunt vertalen. Het volgende ervaar ik niet; vraag me af of dit niet een geval van ‘wishful thinking, wishful smelling’ is: ‘Door jarenlang wetenschappelijk onderzoek (in samenwerking met Givaudan) geeft dit eau de parfum een energieboost’. Dat doen groene en citrusgeuren al ‘uit zichzelf’ vind ik.
Terwijl ik deze post eindredigeer, zit ik onder mijn eigen inmiddels zwaarbeladen vijgenboom… here we go: lang, lang geleden toen ik voor het eerst veelbelovend talent Francis Kurkdjian interviewde – naar aanleiding van een Armanimannengeur – zei hij dat hij later liever herinnerd zou willen worden door twee of drie geuren, dan als een ‘u vraagt wij draaien’-parfumeur.
Hij heeft zijn visie inmiddels bijgesteld en dat is maar goed ook gezien de enorme veranderingen die de parfumindustrie de laatste twee decennia heeft ondergaan: van een ‘voor de speciale gelegenheden’ luxecadeautje voor de massa naar een ‘any time, any place’-gebruiksartikel voor de massa – sinds enige tijd wereldwijd massaal op social media soms kritisch becommentarieerd maar meestal de hemel ingeprezen met ‘the unboxing’ als onverklaarbaar hoogtepunt/dieptepunt.
Kurkdjian is volgens mij de eerste die – in navolging van sterrenkoks – zich als celeb-neus heeft gepositioneerd: waarvan bijvoorbeeld zijn fleur d’oranger-installaties in Versailles getuigen. De lijst voor wie hij geuren heeft geleverd is lang – my all time favorite: Rose Barbare (2004) van Guerlain -, waaronder huisparfumeur voor Burberry gedurende een aantal jaren. Logischerwijs dat hij ook een eigen brand zou opzetten.
Ook gelukt. Was ik niet echt van onder de indruk – uitgezonderd Cologne pou le Soir (2009) en Oud Satin Mood(2015). Inmiddels is Maison Francis Kurkdjian onderdeel van het LVMH-concern, dus was hij het gezien zijn status vanzelfsprekend dat hij door Dior gevraagd werd om de François Demachy op te volgen. Zelf had ik een vrouwelijke neus logischer gevonden, gezien het huidige tijdsbeeld en de ‘feminisering’ bij Dior in 2016 in gang gezet met Maria Grazja Chiuri als eerste vrouw hoofd haute couture.
In ieder geval – nu volgt een cliché – de verwachtingen waren ‘best wel’ hoog gespannen. Wat zou hij leveren? Ik had zelf meer gehoopt op een lancering van een Grote Geur (gelijk Poison, gelijk Dune) waarmee hij en Dior een artistiek (maar commercieel haalbaar) statement kon maken en waarmee hij mij (en andere kritische volgers) in respect zou laten buigen en verwonderd zeggen: ‘Het is nog mogelijk, een revolutionaire geur in de ware zin van het woord’.
Nog een cliché: heeft niet zo mogen zijn. De storytelling – ‘het liefdesverhaal tussen Christian Dior en de zonnige schoonheid van de Franse Rivièra’, ‘een zomerse ontsnapping’, ‘de belichaming van de lifestyle van zij die genieten van het leven’ en meer van dit soort clichés – is voorspelbaar en braaf.
Ook als je de geur olfactorisch in context plaatst. Denk je 1: vijg, 2 Méditerranée en 3: ‘le premier’, dan ruik je ‘per direct’ Un Jardin en Méditerranée Hermès (2003) die op zijn beurt dankbaar gebruik heeft gemaakt van de ‘oervijg-geur’: Philosykos Diptyque (1996). De alle op vijg geïnspireerde geuren daargelaten (met name in de opening) die daarna volgden en de ‘soli-figs’: onder meer Fig Amalfi Aqua di Parma (2006), Fig Marc Jacobs (2008) en meer recent Fig Extasy Mancera (2021), Fig Infusion Essential Perfumes (2022), Fig Infusion Prada (2023) en vijg zo maar door. Speciale vermelding in dit geval: Nimfeo Mio Annick Goutal (2010).
U had het al geraden: ik ben een beetje uitgevijgd. Iets anders: het persbericht vertelt dat Dioriviera ‘het liefdesverhaal tussen Christian Dior en de Franse Rivièra vertelt’. Ik heb heel wat boeken over le maître gelezen, maar zijn onvoorwaardelijke band met deze streek is me niet bijgebleven.
Wel dat de naam Dior zijn oorsprong in het gebied heeft waar de Franse kust aan de Middellandse Zee overloopt in de Italiaanse kustlijn (Riviera is een Italiaans woord) en waar bijvoorbeeld ook de naam Mona di Orio van getuigt: plak je di en Orio aan elkaar dan krijg je, inderdaad, Dior – ‘di Oro; van goud’.
Nu de geur: lekker; ik zou een zure parfummiep zijn als ik het tegendeel wil bewijzen, alleen: is het niche? Dus draai ik het om: ben je gek op vijg dan heb je het met Dioriviera getroffen: de opening is een en al vijg zwevend tussen het fruit, het blad en het hout van de vrucht die samen een fris-fruitig oproepen.
Ook voordelig in deze: de vijg wordt niet geflankeerd door citrus-frismakers wat het idee van de Méditerranée / de Provence versterkt – zomer, droog, warm, zand, denk aan de Mistral. En in die ‘droogte’ ruik je kruidachtige sensaties – ik althans bespeur een soort van ‘bouquet garni’- tijm, rozemarijn, oregano. Maar met een andere blik, met een andere neus kun deze droge groenheid ook interpreteren als dennenhars.
De drydown is eveneens interessant: alle noten van vijg komen samen in wat wel vijgenmelk wordt genoemd dat je krijgt als je prikt in een de huid van een (bijna) rijpe vijg. Vergeet niet: de diverse geurnuances van vijg kun je niet aan de struik onttrekken; het is een synthetisch component – voor de vijgenmelk wordt dus een lactonemolecuul-gebruikt in dit geval besprenkeld met iets zoets neigend naar honing.
En het mooie: ondanks deze melkachtige zoetheid, blijft de ‘droge zomer’ van de Méditerranée / de Provence op de achtergrond aangenaam ‘plakken’. Denk het tevreden geluid van krekels erbij en je zit er middenin. Ook goed gedaan, ik zou het bijna vergeten, maar door deze zomerse zoetheid van vijg slingert zich de meiroos sierlijk.
We eindigen met een aantal ‘bezwaren’. Het persbericht meldt dat ‘de feestelijke geur het hele jaar door gedragen kan worden’ – geldt dat niet voor alle geuren? En dan de sfeerfoto: wat voor een bloem moet ik zien? Een kruising tussen een lelie en een klaproos? Dit heeft niets met de geur Dioriviera vandoen. Is er niemand bij Dior geweest die tijdens de talloze marketing-evaluaties dit aanhangig heeft gemaakt, durfde te maken?
Lekker doorzagen: ik zie dat Dioriviera ook de naam is van een ‘huis-, tuin- en keukenlijn’ van Dior inclusief placemats, kussens, shorts, gympen, sokken, handdoeken, strandstoelen en wat niet al meer – tja, dan had ik styling-technisch de geur in oud roze met toile de jouy-motief gestoken.
Dat de inhoud van een flacon er steeds minder toedoet, kom je te weten als je deze long read tot het einde leest. In de geur die ik bespreek, komt veel samen: de geschiedenis, de geschiedenis van een parfumhuis, het ermee pronken en tegelijkertijd het niet respecteren ervan door de ‘opkopers’. En dan alle clichés gepaard gaand rondom het herontdekken van een voor eeuwig gesloten gewaand huis. Plus: een onverwachte kennismaking met een verrassende geur – meer door de geschiedenis, dan de compositie.
Ik ontdekte Sketch ongeveer een jaar geleden op een, voor mijn gevoel, erg ‘jaren tachtig/negentig klassieke parfumreclame’-manier. Wil zeggen: had het idee alsof ik in een commercial terecht was gekomen. Denk: Estée Lauder, denk Yves Saint Laurent. Denk: upcoming old grey man verward door een parfum dat hij ruikt. Wie is die vrouw? Waar komt deze ‘belle of the ball’ vandaan? Hoezo alweer verdwenen in het niets, iedereen verwarrend achterlatend, gelijk het parfum… dat vervolgens in beeld verschijnt met een outro: ‘For the woman who thought she had everything’. Zoiets.
Zat zo: was uitgenodigd voor een verjaardagsboottochtje over de Amstel en zat met een aantal mensen benedendeks te keuvelen, toen mijn neus richting wenteltrap ging. Concentratie in optima – parfum – forma, want ik ervaarde een klassiek-heerlijk geval van ‘parfum snelt draagster vooruit’. Ik nam een enorme wolk waar ‘gedragen door twee benen’ die sierlijk de trap afkwamen.
Wie is dat? Toen herkende ik haar – ik wist dat ze erg van parfums hield. Een zakenpartner van de jarige jet. Wou in haar nek verdwijnen – mocht ik, deed ik. Jeetje, wat is dat toch lekker die intieme combinatie van huid en haar ‘gelardeerd’ met in dit geval een parfum van oosterse allure. Bekend, vertrouwd en toch weer niet – flarden van Shalimar en Musc Ravageur. Aangezien ik de naam had onthouden – Sketch klinkt origineel én zo voor de hand; nog niet zo heel lang geleden de eerste twee voorwaarden voor commercieel succes – ging ik googelen en werd overvallen door een sombere bui. Waarover later meer.
Een jaar later: spreek de draagster weer. Ik geef haar een proefje van Musc Ravageur – dit verhaal wordt nu onderbroken door een commerciële boodschap – en een 20ml flacon van Vanille Vilaine, een geur uit mijn nieuwe upcycle parfumlijn Re-Arrange. Een melange van niche, weliswaar monotone vanillegeuren met een über-injectie aan korianderolie plus patchoeli- en jasmijnolie (op de kop getikt op een rommelmarkt). Vol, zwoel en stoer-kruidig. Drie jaar gerijpt en – grappig – onlangs in mijn WeekendWinkel gekocht door een jonge zeer parfum-kritische vrouw uit Bahrein. Einde commercial.
De draagster in kwestie geeft mij ‘in ruil’ een proefje van De Geur. Hoe ontdekt? Bij Skins. Waarom? Deed haar denken aan Shalimar dat haar moeder altijd gebruikte. Inmiddels heeft ze Musc Ravageur gekocht en heb ik haar een proefje gegeven van Bal à Versailles – want als je van diep-sensuele parfums met animale nasleep houdt, dan moet je die ook ontdekken.
Los van de geur, viel ik met Sketch in een andere verbazing: wéér een vergeten parfumhuis uit de mottenballen gehaald. In dit geval door drie jonge mannen – Anthony, Paul, Victorien; kan geen achternamen vinden – die elkaar ontmoeten op de École Supérieure du parfum en in al het eerste studiejaar – ‘gepassioneerd, onbevreesd en vooral heel zorgeloos’ – besluiten een eigen parfummerk te creëren. Lang verhaal kort: hun ‘niet aflatende liefde voor parfums begin 20ste eeuw en interesse in vintagegeuren dreef ze, zonder het te weten, naar de Reine des Abeilles-parfumerie die ze tijdens hun onderzoek waren tegengekomen’. Et voilà: ‘De restauratie van Maison Violet leek ons voor de hand liggend’. Zelf noemen ze Reine des Abeilles (bijenkoningin) op hun site Queen Bee – nou dat zal Beyoncé zeker ter ore zijn gekomen.
Het trio blaast nogal hoog van de toren met de bewering dat ‘door klassieke schema’s te moderniseren, hebben we het neoklassieke genre opnieuw uitgevonden, een parfumerie afgestoft die nooit meer verouderd zal zijn. Het bewijs dat vintageparfumerie het modernisme is dat de industrie ontbeert’. Het is wel GoogleTranslate, maar toch: weer die opgeblazen overdrijving – laten we het typisch Frans luxe vocabulaire noemen.
Interessant en verrassend: de overeenkomsten tussen Violet en Guerlain. De bij als logo (had Guerlain die ook vanaf het begin?). Nog een: hetzelfde oprichtingsjaar: 1828. Nog een: het pleasen van de nieuwe elite door net gestarte parfumhuizen. In dit geval van de door een staatsgreep (1853) aan de macht gekomen Napoleon III en zijn vrouw keizerin Eugénie. Zowel Guerlain als Violet eerden haar. De eerste met het nu ‘legendarische’ Eau de Cologne Impériale (1853) en Violet met Eau de Beauté de Sa Majesté L’Impératrice en Fleur de Riz Rosée (een anti-alle-huidaandoeningen-rijstpoeder).
Maar het smeichelen bij de ‘nieuwe wereldorde’ door Maison Violet begon al eerder. Namelijk bij de oom van Napoléon III, de echte Napoléon. Want het eerste parfum – sommige historici noemen 1806 als oprichtingsdatum van Maison Violet in plaats van 1828 – dat het presenteerde, heette Joséphine, vernoemd naar de eerste vrouw van Napoléon Bonaparte. Van wie Violet trouwens het symbool van de bij had overgenomen (Guerlain wellicht ook). De toen nog jonge keizer, koos dit insect vanwege de associatie met onsterfelijkheid en wederopstanding, en het voor de usurpator een manier was om te breken met de lelie, sinds de Merovingers (de eerste Franse koninklijke dynastie) symbool van het Franse koningshuis.
Het inlikken moet hebben gewerkt, want niet lang daarna kreeg Violet goedkeuring van keizerin Joséphine elle-même en werd het huis uitgeroepen tot hofleverancier. Vanaf 1828 gebruikte het parfumerie Violet als bedrijfsnaam (vandaar de verwarring wellicht betreffende oprichtingsjaar) met als ondertitel A la Reine des Abeilles.
Er zijn ook historici die beweren dat voor de naam Violet werd gekozen omdat het de favoriete parfumbloem van de keizerin was – als een verhuld bedankje. Is volgens mij klinkklare onzin omdat Napoléon I na de slag van Waterloo in 1815 voorgoed was verbannen naar St Helena en daar in 1828 overleed (Joséphine ‘al’ in 1814 in Rueil-Malmaison). Nog zoiets: volgens overlevering was Joséphine’s lievelingsgeur musk: nog jaren naar haar dood zouden haar vertrekken in het Louvre, Versailles en Malmaison ernaar hebben geroken.
In ieder geval, als je denkt dat alleen Creed en Guerlain de Europese hoven voorzagen van reukwaters, weet dan dat Violet voor de Russische keizerin (heel onzorgvuldig: welke wordt niet vermeld) Brises de Mai creëerde, Gouttes de Violette voor koningin Victoria, Champaka voor haar oudste zoon Edward en door koningin Isabella II van Spanje werd aangesteld als hofleverancier.
Nu dan de geur Sketch. De compositie is gebaseerd op een formule uit 1900 (heette Ambre Royal) en de naam op de gelijknamige geur uit 1924. Klinkt in eerste instantie verwarrend, ongeveer hetzelfde wanneer in 2123 bij het herontdekken van Yves Saint Laurent als parfumhuis ze de formule Opium stoppen in de flacon van Paris.
Hoe zien de ‘re-oprichters’ Anthony, Paul en Victorien de creatie? Ta-da: ‘De rijkdom wordt slechts geëvenaard door de elegantie van zijn ontwaken. Het is de schets van een potloodstreep op bladgoud. Diep, sensueel en geruststellend, het is het theater van alle mogelijkheden. Aan het einde van de show, verbluft het door zijn nederige dwaasheid. Een juweel, een bijzondere versiering, een stralende halsketting voor de ziel’.
Ze gaan nog even door: ‘Sketch is mysterie, een woody amber, spelend met de codes en zijn olfactorische familie herinterpreteert. Zijn mix van chypre en patchoeli met zijn vluchtige nootmuskaat en overvloedige tuberoos zijn de definitie van moderniteit en erfgoed. Deze cult-paradox (come again?) wordt gestreeld door pittige bergamot en peper. Alles verpakt in een muskachtige cocon. Een historisch-eigentijdse geur’. Zo nu jullie weer.
Maar toch, door deze zelfverheerlijking heen ruik je toch een bijzondere geur – heb inmiddels een royale proef van een parfumfan toegestuurd gekregen – gemaakt door alles-kunner Nathalie Lorson. In a nutshell: top – nootmuskaat, roze peper, bergamot; hart – tuberoos, roos; basis – vanille, patchoeli en tonkaboon. Maar er gebeurt zoveel meer.
Mooi om te ruiken, dat een neus een keer een duidelijk nootmuskaat-noot durft te gebruiken, want als je je neus dieper in de specerij steekt, neem je meer waar dat alleen het bekende kruidige aspect; wordt ‘een beetje grijs’ en krijgt een zoetige ondertoon. Dan ruik je door de nootmuskaat even een frisse whiff van bergamot en roze peper om vervolgens ruim baan te geven aan – in dit geval – een erg milky-creamy tuberoos die de nootmuskaat mooi in zich opzuigt. En op een bepaalde manier ook spettert – Tubéreuse Criminelle spookt door mijn hoofd door een mentholachtige noot. De tuberoos begint vervolgens warm te worden, te smeulen zoals je wilt, begint zich op te maken voor de amberbasis.
En die is ever so chic. Komt door de patchoeli die door zijn houtachtige ‘vochtigheid’ garandeert dat de oosterse ambiance niet plat en eendimensionaal blijft – vaak het geval bij vanille en tonkaboon (die zijn van een topkwaliteit en ook verantwoordelijk voor de poederachtige en lichte gourmand-cocon op het eind). Mooi is ook de roos die subtiel naast de tuberoos bloeit – geeft een extra bloemige zoetheid, rijkdom én tegelijkertijd zo’n lekker tut-gevoel (positief bedoeld). Klassiek, degelijk, veilig – moet denken aan operabezoek. Sketch is van nu maar heeft voor mij een retro-vintage vibe – zwevend tussen (niet schrikken) Yves Rocher en Chanel. Dat komt omdat ik ook sliert aldehyden ‘met anijs’ waarneem (denk in dit geval haarlak) die voor mij het veilige chic-gevoel oproept.
Het venijn zit’m in de staart. Niet in de geur, maar in mijn kritiek. Want, jongens wat is de presentatie toch pover in vergelijk met het oorspronkelijk vormgegeven Sketch. Wat een subtiliteit in de advertentie en flacon – met de judaspenning als uitgangspunt. En dan het lettertype! Écht over nagedacht. Vergeet niet dat in die tijd (les années folles de la jeunesse dorée) de concurrentie in de parfumindustrie even moordend was als nu en dat dat juist een aanzet was om met gedurfde en onderscheidende esthetiek je handtekening onder een product te zetten.
Daar is weinig van terug te zien in de slaapverwekkende standaardflacon en dito dop. Alleen de verpakking komt petite, petite, ietsiepietsie in de buurt van wat Violet ooit uitstraalde. Mag het ietsje meer zijn? En dat Violet goed naar de concurrentie (of eigenlijk het belangrijkste merk in de luxe parfumindustrie) heeft gekeken, zie je bij de teaser op Youtube (nog niet eens 600 views): wel heel erg geënt op de promofilmpjes van Chanel.
STA OP EN WANDEL: GENIET VAN WAT DE FLORA NU BIEDT
Komt gisterochtend ongevraagd voorbij op mijn Facebookpagina: een vrouw genaamd Nancy Arkema – voor meer info zie post onderaan – stelt zich een vraag: ‘Zou het waar zijn? Symbool van lente, bloei, vruchtbaarheid en seksualiteit. Op dit moment staat ze in bloei en zie ik haar overal. De kleine witte bloemen hebben een karakteristieke geur veroorzaakt door, onder andere, triethylamine (een aromatische amine)’.
Waar heeft ze het over? De meidoorn in bloei. Ze vervolgt: ‘Het schijnt dat deze stof ook wordt teruggevonden in menselijk sperma en vaginale afscheiding. Misschien dat de meidoorn daarom gezien wordt als symbool van de lente, de bloei, vruchtbaarheid en seksualiteit. De witte bloesem staat voor maagdelijkheid en zuiverheid en werd door de Grieken en Romeinen gebruikt bij huwelijken’. Misschien, misschien…
Trouwens, bijna alle witte bloemen symboliseren puur- en ongeschondenheid, en daardoor ook geassocieerd met de maagd Maria (moeder van God). Maar triehylamine is interessanter en vraag me af wie daarachter is gekomen en of het werkelijk waar is. Net zoals de overige flora is ook de meidoorn door tig ‘kruidenvrouwtjes’ en wetenschappers gedroogd, gestoofd, gedeconstrueerd en geanalyseerd hopende op een heilzaam bestanddeel dat je beschermt en/of geneest van een bepaalde malheur.
Wat je al zo met meidoornbloesem kunt doen: theezetten (van bloesem en blad) en er een tinctuur van maken aldus Nancy Arkem. Vul een potje met bloesems en voeg vodka toe – gaat de goede kant op! Arken: ‘Langzaam veranderen de bloesems de alcohol in een goudgeel drankje. Dan – geduld is een schone zaak – zeef je in het najaar de bloesemtinctuur en overgiet het met de net geplukte rijpe, rode meidoornbessen. Zes weken wachten en is klaar de dubbele-meidoorn tinctuur. Drie keer per dag 20 druppels met water innemen voor een gezond hart. Gaan we proberen – misschien wel puur on the rocks.
Let wel op aldus Arkem: ‘Bij hartklachten raadpleeg je eerst een arts en begin je niet met meidoorntinctuur. Ook goed een arts te raadplegen tijdens zwangerschap, als je een kind bent, een lage bloeddruk hebt of een acute hepatitis’. Tja, zo heeft elke bloesem, elk kruid wel wat.
Trouwens twee: fietste afgelopen zondag ’s ochtends door het Vondelpark en het was alsof je je door wolken van meidoornbloesems bewoog. Wat een heerlijke geur is het toch, bijna bedwelmend dit voorjaar. Beetje houtig, beetje zoetig, beetje bloemig, beetje honing, beetje stuifmeel. Ging er even voor zitten. Weer een bewijs dat je de natuur wel kunt proberen te kopiëren, te imiteren of te verbeteren – laatste beweren sommige neuzen van hun geuren – de real stuff moet je toch ‘in het echt’ ruiken. En toch moest ik directement denken aan de geur waarin hij zich zo subtiel manifesteert: Beige van Chanel.
Ik raad iedereen aan deze week om bloeiende meidoorns te bezoeken, en volg ondertussen het spoor van de wysteria – nu ook op haar hoogtepunt. En vergeet niet, als je ze tegenkomt, te stoppen voor de brem (verwerkt in Diors Dune; wel heel goed ruiken!), de sering en eigenlijk alles wat groeit en bloeit. En dan vol tevredenheid wachten op de boerenjasmijn – ook zo’n kanjer – en de kamperfoelie.
Nancy Arkema gelooft in de heilzame werking van de natuur. Ze tovert haar tuin om in een voedselbos en experimenteert met het gebruik van kruiden en wilde planten. In 2022 is ze gestart met een opleiding tot herborist. Elke maand beschrijft ze voor Hetkanwel de werking van een kruid en deelt ze recepten.
Ontzettend onfatsoenlijk – en mensen tolereren het: tijdens een interview je zonnebril ophouden. Anne Wintour (American Vogue) heeft er een handje van. Ik haak af. Ook bij zorgvuldig gestylde fotoportretten van whomever, denk ik: ‘Laat maar.’ Dus toen ik het parfumproefpakketje van Der Duft openmaakte en ik de oprichter op de foto niet in de ogen kon kijken… de eerste horde-hindernis was er.
Horde twee: wéér een nieuw label dat uit een bekend vaatje tapt: een persoon – Anselm Skogstad – die elke geur van zijn septet presenteert ‘als een narratief, gecreëerd in samenwerking met exceptionele parfumeurs die hij enorm bewondert, ondanks hun associatie met verschillende genres’.
Ik kan het woord narratief niet meer horen. ‘Exceptioneel’. ‘Bewondert’. Toe maar. Ook zoiets: ‘Ik creëerde een huis met een eenvoudige boodschap voor iedereen geïnteresseerd in geur. Verdere uitleg of ingewikkelde verhalen zijn niet nodig. Der Duft is to the point. Het is de bedoeling dat elk parfum zijn eigen verhaal en associatie creëert voor degene die het draagt.’
Verdere uitleg of ingewikkelde verhalen zijn niet nodig… Come again? De laatste zin vind ik nogal… daarnaast krijgen de verschillende neuzen ruim baan hun – voor de buitenstaander – creatieve (door veel mensen als ingewikkeld geïnterpreteerd) verhaal toe te lichten. Van de zeven ken ik er twee – Miguel Matos en Nathalie Festhauer. De andere zie ik voor het eerst. Loop ik achter? Zou zo maar kunnen.
Oh, ik vergis me blijkt, excuses, zie nu in het begeleidende boekje dat de neus zonder zonnebril achter de geur Monopteros ook de oprichter (en tevens Duits-Amerikaans kunstenaar en fotojournalist) is.
Ik probeer me dit merk op de winkelvloer voor te stellen. Moet ik als klant dan bij kennismaking de zeven verschillende verhalen aanhoren, voor ik een keuze kan maken? Bij verhaal vier begint mijn geduld op te raken. Dan moeten de geuren wel erg intrigeren, wil je niet verder lopen. Online, kun je de tijd nemen, maar dan weer niet ruiken.
Niet makkelijk. En dat is nu juist het probleem en tegelijkertijd het wonderlijke: dat nieuwkomers nog steeds een plek op de plank weten te veroveren – maar er vallen natuurlijk ook regelmatig ‘nieuwkomers’ van af.
Zal wel niet… Maria van Geuren verkoopt dus sinds kort ook Der Duft. Dus een paar vragen.
Aan wat voor een soort klant stel je dit merk voor?
‘Aangezien ik alleen op afspraak werk, weet ik al snel wie ik dus voor me heb. Bij Der Duft gaat dat snel. Niet aan ‘klassieke klanten’ – denk secretaresse, dokter-assistente.’
Aan wie dan wel?
‘Geurkenners – mensen die namen van neuzen kennen -, yuppen (denk le labo-klanten), klanten met geld die anders willen ruiken dan de rest. Je maakt immers met je geur een statement.’
Wat zeg je over de filosofie van het merk, de gedachte achter de geuren?
‘Doe ik niet. Verhaal is vaak niet interessant, vindt de klant vaak vervelend om te horen. Het wordt dan te snel een verkooppraatje.’
Waarom voor Der Duft gekozen?
‘Op een bepaalde manier tóch vernieuwend. De geuren worden verbonden door een groene, frisse noot. En dat past wel bij de marketing. Ik verwacht veel van dit merk. Het is anders en de prijzen zijn ook redelijk.’
Behandel je elke geur? Zeven in dit geval.
‘Hangt ervan af. Is een kwestie van gevoel, de juiste vragen stellen en echt goed luisteren. Ik vraag vaak bij een nieuw merk, of klanten hun ogen willen sluiten waardoor ze ‘open’ in verschillende geuren kunnen stappen.’
‘Als ik merk dat het te veel wordt, vraag ik gewoon of ze het nog wel leuk vinden. ‘Doet het wat me je?’ Ik wil geen geuren aansmeren.’
‘Ook altijd leuk om te vragen: ‘Welke drie geuren gaan mee naar een andere planeet’?’
‘Trouwens, het valt me op dat veel klanten via via aan hun favorieten komen. Zo rook ik bij iemand Escapade Gourmande van Maison Mataha. Moest ik hebben. Verkoop hem nu. Niet aan te slepen.’
Hier Geurengoeroe weer. Dat van die over het algemeen lichte toon klopt. Maar wel een die voorbij de klassieke citrusopening gaat. Act van Prin Lomros, blijft wat dat betreft daarbij het dichtst in de buurt, maar krijgt vervolgens een soort ‘mannelijke’ ondertoon door tabak, cipres en mos. Moet denken aan de vintage jaren vijftig mannengeuren (Rochas) door die nog steeds boeiende combinatie van soapy en hout; blijft warm (en droog) zonder dat het te clean wordt.
Grappig (of interessant zoals je wilt) is dat ik de handtekening – warm, aards, zwoel, duidelijk – van Miguel Matos direct herken in de twee door hem geleverde geuren. Pride (lekker geil-sensueel door die slimme bloemschikking van jasmijn en narcis die lekker broeierig wordt door de diepe basis). Gaat iets meer de diepte in dan Cinematic. Ook broeierig, maar dan chiquer en statiger – flarden jaren dertig amberparfums komen voorbij zonder dat het muf wordt – en dat komt weer door die vriendelijk-moderne opening van petitgrain, gember en kardemom.
Ik geloof dat Match (Anne-Sophie Behaghel) mijn favoriet is. En dat komt doordat ik me de laatste tijd aan het verdiepen ben in komijn – met zijn vermogen om menselijk zweet olfactief op te roepen. Wordt lekker gelinkt aan peper om daarna onder te gaan in een houtbasis (sandel, ceder, vetiver, ‘karmahout’) zacht gemaakt door suède en smeuïge irisboter. En toch opgetild door gember en grapefruit waardoor de geur niet dichtslaat.
Canvas door Freddie Albrighton wordt flink in de grondverf gezet door een overvloedige combi van appel, framboos, rabarber op een vreemde manier lekker zoet gemaakt door anijs, honing en zoethout. Ik heb het idee dat ik het allemaal ruik, voor je kennismaakt met het echte schilderswerk: een zoet bloemenhart omringd door pittig-kruidige nuances. De ‘final touch’ – vetiver, patchoeli – schraagt het geheel, en hier ook weer: het geheel blijft mooi zweven tussen licht boven en donker beneden.
Privilege loopt eveneens over van de smaakmakers. Beetje te veel misschien. En lichter van toon dan je op basis van de basis zou verwachten. Door een groen-zoete sluier (geleid door galbanum en zwarte bes onder begeleiding van rabarber, wortelzaad, lelietje-van-dalen, marine- en minerale noten) is het de iris die er voor mij uitspringt, is als het ware springlevend en blijft lekker ‘fris’ hangen zonder dat de poederigheid verloren gaat.
Monopteros van de oprichter – is een lekkervreemd. Lekker: de aldehyden die de rest – koffie, neroli, framboos, komkommer, roos, nootmuskaat, zwarter peper, kardemon – ondersteunt. Alleen is het moeilijk deze ingrediënten te herkennen. Ik ‘proef’ de koffie vermengd met peper, nootmuskaat en kardemom. Framboos: not. Komkommer: not. Wat je krijgt is een goed voorbeeld van een abstracte geur – je ruikt iets, of je ruikt niets. Wat is het eigenlijk? Een sfeer, een impressie, nietszeggend maar dan positief bedoeld.
Schijnt zo te zijn, dat hippe connaisseur-consumenten van nu nergens naar willen ruiken, maar dat moet dan wel een nichegeur zijn. Daar past dan Der Duft goed bij. Ze weten eigenlijk niet wat ze ruiken, en dat hoeft ook niet. Ze ruiken in ieder geval iets prettigs. En daar gaat het om.
Lang geleden had je de Astir – het jaarlijkse ontmoetingsfeest van de cosmeticabranche waar de prijzen van de beste producten van het jaar werd gekozen door de Nederlandse Vereniging van Cosmeticajournalisten. Ik mocht ook toetreden – zo rond 2000 vermoed ik – en dan werd er van je verwacht dat je op zijn minst een keer de organisatie van zo’n avond op je nam. Heb ik dus die ene keer met veel plezier gedaan met ontzettend leuke collega’s/vrienden.
Het was zo prettig om te doen, omdat bijna ieder zichzelf respecterend merk uit de luxebranche zich inschreef met een of meerdere producten. Tegen betaling uiteraard. Zo sponsorden cosmetica- en couturehuizen en multinationals zonder morren feitelijk hun eigen feestje. Niets mis mee. Gezelli! Bubbels! Amuses gueules! Een BN-er (uit de b- en a-categorie) die alles aan elkaar praatte. Zo kwam je elkaar zo nog eens tegen.
Wanneer precies de klad erin kwam weet ik niet meer – we houden het op met het volwassen worden van social media. Steeds meer merken haakten af. En als Chanel (met zijn aankleeffunctie) ‘non merci’ zegt, dat weet je dat je de organisatie eigenlijk kunt opdoeken. Kort door de bocht: de Astir hield als zodanig op te bestaan, maakte in afgeslankte vorm een doorstart en veranderde van naam: The Dutch Beauty Award – met een logo die zonder blikken of blozen van Alexander McQueen/Viktor & Rolf werd gekopieerd. Creatief/gelikt heet dat dan.
De te beoordelen inzendingen – wat geuren betreft – werden steeds kariger. Sterker, daar moest om gebedeld worden. Maar de stortvloed aan (onzinnige) cosmeticaproducten daarentegen was niet te overzien. En ook al ben je als beautyjournalist nog zo bedreven, serieus testen kun je deze te veel om op te noemen producten natuurlijk niet. Daar heb je op zijn minst een consumentbond plus redactie voor nodig met specialisten en laboratoria die gemaakte claims kunnen verifiëren. Want ‘de crème voelt zo lekker aan’ en ‘wordt goed door de huid opgenomen’ kan iedereen zeggen en is het minst wat je van een anti-nogwatcrème mag verwachten.
Ik deed op aandringen voor de vorm ook nog mee als jurylid tot dat ik een paar jaar geleden door de baas die er zo op had aangedrongen – zonder me van tevoren op de hoogte te stellen – eruit werd gekieperd. Vakvrouw! Klasse! Chic! Vond het wel best zo. Me nog over druk maken over dit onnozele getut. Ik laat nu de keuze graag over aan influencers en wat er van de oude beautygarde resteert.
Nou, en dan wint bedrijf zus en zo in de categorie zus en zo de eerste, tweede en derde prijs en kan dat mooi communiceren met hun relaties. Welke prijs er ook werd gewonnen, landelijke dekking qua persaandacht heeft het volgens mij nauwelijks gekregen.
Is maar goed ook. Want wat geuren betreft is het helemaal gewaagd: het beste parfum van het jaar kiezen – ongeacht welke categorie – wetende dat die niet is vergeleken met de in hetzelfde jaar honderden andere gelanceerde geuren (die zich alleen niet hebben ingeschreven). De genomineerden nu (zie foto’s) zijn volgens mij de geuren die slechts werden aangemeld. Tenminste, deze zag ik voorbijkomen op Insta. Misschien zijn ze ‘oud’, van vorig jaar. Who care these days.
Maar waarover je, als het dan echt moet, nog een rondetafeloverleg kunt organiseren: Dior levert de zóveelste flanker van j’adore, Tom Ford volgens mij een (derde) variatie op Noir. Waarom Cherry Oud van Guerlain? Beide ingrediënten zijn inmiddels wel erg uitgekauwd, en waarom niet een andere nieuwe creatie uit de L’Art et la Matière-serie? De geur die zich mag sieren met Het Beste Parfum van het Jaar, kan niet natuurlijk niet ‘wachten’ om dit heuglijke feit door te sturen naar het desbetreffende hoofdkantoor. Kortom, iedereen blij sort of. En het was/wordt een hele gezellige avond.
‘VERWARRENDE’, VERBAZINGWEKKENDE GEUREN DOELGROEPTECHNISCH GEZIEN DAN
DAAROM BLIJFT HET PARFUMVAK INSPIREREND
Een van mijn Marc Jacobs-recensies – Daisy Love Spring – had als uitsmijter: ‘Marc Jacobs, young girls deserve better, take them more serious! Twee en een half jaar later, zeg ik: ‘Je neemt ze nu wel héél serieus!’ Want het Daisy Paradise-trio 2023 heeft inhoudelijks niets vandoen met de ‘happy-frolic-girls-walking-in-meadows-enjoying-summerfelt’-experiences die je als ‘typisch Jacobs’ en ‘typisch Daisy’ kunt typeren. Dus geen vrolijk-fruitige, lichtbloemige geuren met een lichte gourmand- dan wel witte musktoets in de afronding.
Nee, this is different cookie; dit is andere koek. De drie gaan richting niche, of zijn eigenlijk niche wat mij betreft. Je zou bijna denken dat Coty (de licentiehouder) een fout heeft gemaakt; verwisseld met de nieuwe mainstreamers van Bottega Veneta, Tiffany & Co en MiuMiu? Wat deze drie betreft: zijn die er al of nog?
Dan neem je de marketing voor lief. Zal wel – het trio ‘legt de vrije allure vast van een zonsondergangwandeling door een veld bloeiende bloemen in een fenomenaal landschap’. De daaropvolgende omschrijving, komt dichter in de buurt van de ‘waarheid’: ‘Elke geur heeft roze en paarse getinte noten die het comfortabele gevoel oproepen van de warme aarde gestreeld door de zon’.
Dit slaat – wat ‘kleurgevoel’ betreft – onder meer op de verwerkte (niet-natuurlijke, maar bewerkte) versies van roze peper, lavendel en iris. Maar níet op: attar mitti, patchoeli, slagroom, papaver, ‘eikenchips’ (ik denk dat de bast van de boom wordt bedoeld).
Geen frisse, lichte of wat voor een bloemen dan ook, het trio heeft eerder iets aards, iets ‘stoffigs’ met houtaccent. Ik dacht bij de eerste kennismaking: ‘Ruik ik nu zo slecht, ik ruik alleen de nasleep. Maar steek je je neus er dieper in, dan ruik je meer. Zij het licht, zij het – hoe omschrijf je zo’n gevoel – aarzelend.
Neem Daisy Eau So Fresh Paradise. Ik moet bekennen: blind had ik het er ze niet direct uitgehaald. Maar door het lezen van de ‘fact check’ ruik ik inderdaad roze peper – prikkelend, kruidig met een lichtbloemige toets. Daar past de lavendel goed bij. Die ruikt niet alleen zoals we hem kennen: fris, bloemig met zoete nasleep, maar eerder droog, stoffig, soort van aards. En dat komt op conto van – en dat is wel héél interessant – attar mitti.
Diegenen die mijn Ici India XL verhaal hebben gelezen, weten wat ik bedoel. Hoewel bescheiden, ervaar je hier een basis die anders is (moet je er wel bij willen stilstaan). Dus niet de usual suspects – witte musk, without, blanke patchoeli, gourmand – maar een ‘nieuwe’ vorm van aardsheid, een nieuwe vorm van warmte. Nog een keer: zie mijn beschrijving van attar mitti in Ici India XL. Ook hier te bescheiden, maar toch: chapeau!
Even interessant: Daisy Love Paradise. Indien intenser, had deze mix ook van Serge Lutens kunnen zijn. Dan was de droge zoetheid van iris het gevecht aangegaan met de sompig-vochtige aardse noot van patchoeli. Nu blijft het meer bij een ‘vermoeden’, een sfeer, maar nog steeds een andere kijk op geur. Als kers op de taart, is er een slagroom-finish. Niet vol en romig, maar bescheiden.
De geur die ik het minst begrijp, of beter gezegd: ik weet niet wat ik ruik, ‘moet’ ruiken is Daisy Marc Jacobs Paradise. Naar mijn idee is (de opening) papaver (maanzaad) reukloos. Ik ga komend najaar goed opletten bij de oogst van de buren; die hebben me toch grote papaverbloemen – zo groot als de bloem op Daisy Love. De eikenchips (hart) denk ik te ruiken. Althans ik ruik een idee van hout, dat voor hetzelfde geld kastanje- of beukenchips had kunnen zijn.
Maar het is de basis die ik direct herken, en verdomde snel zijn plaats opeist: ambrox – yep de ‘veganistische’ variant van grijze amber. Waardoor Daisy Marc Jacobs Paradise qua ‘maak de basis je hoofdattractie’ in de buurt komt van Escentric Molecules.
Ik kan – doe het nog een keer – niet anders zeggen: boeiend, gewaagd uitgaande van de – tot nu toe – onschuldige uitstraling van de Daisy-geuren. Ben benieuwd of dit het startschot is van deze alternatieve kijk op geuren, of dat het een eenmalig uitje betreft. I hope the first.
Ja hoor, het zat er aan te komen. Een kunstmatige intelligentie in de vorm van een geurinstallatie (denk: parfumorgel 2.0) die je helpt om het interieurparfum te vinden dat het beste bij je inrichting, je smaak en je persoonlijkheid past. Echt nodig. Alsof we niet omkomen in interieurgeuren en -parfums. De in essentiële olie onder gedoopte stokjes komen inmiddels mijn neus uit.
Het wordt al zo lang door de onderste regionen van de verkoopketen aangeboden: Action heeft zeer serieus ogende geurkaarsen (met de nu verplichte oer- en regenwoudillustraties; ‘Ach wat schattig dat aapje!’) voor weggeefprijzen. En zo’n moeilijke beslissing is het toch ook niet: bepalen welke parfum d’ambiance je wel of niet lekker vindt. Heb je daar nu echt AI voor nodig?
En wat nu als je een smakeloos interieur en/of geen smaakt hebt? En/of die bijvoorbeeld inkoopt bij een interieurstylist – met inmiddels ook zijn eigen customized huisparfumlijntje. Hoe reageert AI daar dan op? Ontploft die spontaan? ‘Computer says no’. En wat als je interieur teleurgesteld reageert op je zeer zorgvuldige keuze – spontaan gaat schimmelen bijvoorbeeld.
Maar daar hebben de mensen waar deze week deze ‘ingenieuze installatie’ (door het Nederlandse meubelmerk Moooi) werd gepresenteerd natuurlijk geen last van: de Milan Design Week. Die hebben smaak, dat zie je direct aan ze.
Maar doen ze mee aan een stuk of tien vragen beantwoorden over hun persoonlijkheid? Op basis daarvan namelijk bepaalt een algoritme een bijpassend interieurparfum ter plekke (met behulp van 48 flacons met verschillende aroma’s). Aan het einde rolt een ‘unieke huisgeur’ van de band.
De installatie wordt, als ik het goed heb begrepen geleverd door www.everyhuman.com van Frederik Duerinck van Algorithmic Perfumery (die al een aantal jaren met dit concept aan de weg timmert) en installaties levert voor musea en expo’s wereldwijd en ook parfums voor persoonlijk gebruik in hun Breda Living Lab waar ‘je kunt communiceren met de machine, getuige kunt zijn van de magie van creatie in actie en contact kunt maken met onze geurgidsen’.
Zelf heb ik mijn twijfels, lijkt het wishful thinking. Irritanter: je wordt door AI snel tot kleuter gereduceerd; vaak infantiele vragen die je eerder aanzetten tot meligheid dan tot goed nadenken. En waarom moet ik al mijn ‘persoonlijke voorkeuren’ delen met een computer? Waarom moet alles gepersonaliseerd worden? De meeste mensen zitten hier niet op te wachten en kopen vaak de geur die ze bij een ander ruiken. Zal voor huisgeuren niet veel anders zijn.
Het is vooralsnog een geur-gadget waarmee je opzien baart als aanbieder. En welke beslissing je uiteindelijk door AI krijgt voorgeschoteld, het is en blijft een gok, een variatie op een thema met het idee van wel of geen grote eigen inbreng (afhankelijk van het gesprek met de geurgids). Zoals alle geuren in elke parfumerie dat zijn.
AI is wel interessant en efficiënt wat het aanbieden van kennis en analyseren van vragen betreft als alternatief voor parfumeriemedewerkers. Want die hebben al moeite genoeg om de storytelling van de honderden verschillende geuren uit elkaar te houden (laat staan de ingrediënten) en worden – terecht – soms moe van het gezever van klanten: ‘Ja, mevrouw de nieuwe geur van Viktor & Rolf is echt drie keer niks, synthetische bagger verpakt in een kermisflaconnetje… ach wat zeg ik nu, ik flapte het eruit zo maar uit… die maar doen dan?’
En online zal AI zeker, mits goed neutraal en onafhankelijk onderbouwd, de klanten kunnen helpen in zijn keuze. AI zuigt alles op, laat zich graag voeden, blijft (voorlopig nog) beleefd en klaagt nooit over arbeidsvoorwaarden. Maar zeg nooit nooit: ‘Computer says no, computer strikes’. Zal me niets verbazen als AI het uiteindelijk van de medewerkers gaat overnemen, ook al zeggen we dat we het persoonlijk contact gaan missen – doen we nu ‘al’ bij kassières van de supermarkt.
Denk nou niet dat ik een tegenstander van AI in welke tak van wetenschap, kennisdeling en handel dan ook. Alleen op een voorwaarde: dat het intelligent én artistiek/creatief wordt gebruikt. Veelbelovend in dat opzicht is dat AI door het verzamelen van geurdata een nieuw, nog nooit geroken ingrediënt schijnt te hebben ‘ontwikkeld’ – volgens Het Wetenschappelijk Jaaroverzicht op NPO. Gaan we ons in verdiepen.
Ooit was ik fan van Trussardi. Waarom? Sommige dingen kun je niet uitleggen. Kan het zijn dat ik ooit voor mijn deur – toen ik nog in De Pijp woonde – een gestolen, leeggeroofde weekendtas van Trussardi voor mijn deur vond zonder tag met de naam van de eigenaar en de politie hem niet wou innemen? Dat hebben we alvast.
Was het omdat ik een paar keer bij ze in Milaan ben geweest voor een parfumpremière – en zo gezellig heb gebabbeld met broer en zus Trussardi. Of puur omdat ze mooie spullen maken? Ik weet het niet meer.
Wanneer is mijn interesse opgehouden? Parfumtechnisch gezien, toen ze de een na de andere geur afscheidden die stuk voor stuk heel serieus met echte storytelling werden gepresenteerd, maar zó serieus dat het ongeloofwaardig werd. Zo ben ik nog in hun geur getrapt die zich had laten inspireren door de slowfood-beweging: Essenza di Tempo (2008). Vond ik een interessant uitgangspunt – werd weldra gevolgd door weer fast food fragrances: Inside Delight (2008) en Inside Iced for Men (2009).
Van Riflesso Blue Vibe (2019) kreeg ik een proefje van een kennis – originele naam zeg! Het verhaal? Zal toch wel niet: ‘Vertegenwoordigt een introspectieve reis naar de mannelijke psyche vol dualiteit en verleidelijke ondertonen. Creativiteit wordt zowel het wapen als de veilige schuilplaats van de hedendaagse man met een vrije geest die zich weet te buigen voor de discipline van het dagelijks leven’.
Daarvan is in deze geur in ieder geval op geen enkele manier gebruik van gemaakt. Wat een schijnvertoning, wat een invuloefening terwijl de ingrediënten ‘niet verkeerd’ op papier staan – zoals zo vaak het geval bij designergeuren: rum, yuzu and davana (opening), hazelnoot, geranium en alsem (hart), amberhout, leer en tabak.
Maar ligt het nu aan mij: ik heb het gevoel dat ik direct in een emmer met vanille-ambroxan ben gevallen – en wel een van de goedkoopste soort. Ja, amahoela, dit gaat echt niet gebeuren: ‘Contrasten van warm en koel, rationeel en emotioneel, elegant en subversief, zoet en scherp.’ Ik ga’m straks thuis nog één keer proberen… (wordt vervolgd). En ondertussen lees ik dat, als een van de laatsten, Trussardi ook met een nichelijn is gekomen: Le Vie de Milano – in 2020 – waar elke geur een bepaald aspect van Milaan oproept – tuurlijk, zal wel niet.
Nog een keer Riflesso Blue Vibe geprobeerd. Dus: ik ruik iets zoetigs wat voor rum plus hazelnoot zou kunnen doorgaan – je ervaart een soort gourmand-feel op basis van aangelengde vanille. Wordt inderdaad, maar dan heel snel, bloemig door geranium, met op de achtergrond al een frisse scherpte die onaangenaam aandoet (is dat een goedkope alsem-variant?) en voor mij reminiscenties oproept met Axe-deodorant – om vervolgens te duiken in een bad van veronderstelde zwoelte.
Maar ik ervaar het amberhout, het leer en de tabak niet echt. Het is dat het gezegd wordt, maar blanke patchoeli had ik ook geloofd. De ambroxan-ervaring is nu minder heftig, maar elegant wil het allemaal niet worden. Er blijft die scherpte. Plat. Joop Homme Light zoiets. Gewoon niet langer over nadenken. Er wachten andere geuren.
Hier volgt een herhaling van een herhaling van een herhaling: volgens mij wordt attar over een tijdje leidend in de wereld van parfumerie. Een kleine aanwijzing: Amouage heeft een nieuwe collectie op de markt gebracht. Een sextet, 12 ml per flacon, € 490,00. Behalve de oud. Komt € 50,00 bij.
Andere aanwijzing: de relatief groeiende aandacht in de (wereld)pers over het indrukwekkende proces dat tot attar leidt en nu voornamelijk in India plaatsvindt.
Wat is Attar ook alweer? Het woord is afkomstig uit het Arabisch: itr = parfum, en het Perzisch atr jul = vet van een bloem. Dus een essentiële olie afkomstig van natuurlijke bronnen meestal geëxtraheerd door hydro- of stoomdestillatie. De Perzische arts Ibn Sina (980-1037), ‘bij ons’ beter bekend als Avicenna (de naam van zijn vrouw was by the way Yasamin), was de eerste die met deze methode een attar van bloemen extraheerde die hij gebruikte voor zijn aromatherapie bij hartklachten.
De essentiële oliën worden over het algemeen ‘teruggedestilleerd’ tot een (sandel)houtbasis. Dit procedé kan een tot tien jaar in beslag nemen, afhankelijk van de gebruikte ingrediënten en gewenste resultaten (het idee van de parfumeur). Technisch gezien zijn attars destillaten van bloemen, kruiden, specerijen, zaden, wortels en andere natuurlijke materialen (gebakken grond) waarbij een vat met water (deg) en ontvangstvat (bhapka met daarin sandelhoutolie) via een bamboebuis (chonga) met elkaar in verbinding staan. Deze technieken worden nog steeds gebruikt in Kannauj in India.
Een hele goede vriendin van me was onlangs op India-trip en had me beloofd her en der naar attar rond te kijken – via whatsapp onderhielden we contact (ze maakte ook de foto’s). Volgens mij deed ze haar inkopen in Hyderabad. Zeven flesjes in totaal overhandigde ze me bij thuiskomst met daarop vier op een etiket omschreven: earth, jasmine, dark oudh en patchouli. Drie etiketloos; ik ruik respectievelijk tweemaal champaca en ‘een soort van roos’.
Het ging me voornamelijk om earth, want dat is een attar mitti. Ofwel, ‘gebakken aarde’ die de geur van vallende regen in zich draagt. Wanneer deze attar mitti versmelt met sandelhoutolie, krijg je een geur ‘die moeder aarde in zich draagt en een hommage is aan de geur die ons elke dag omringt’ – lees ik op een nogal zweverige info-attarsite.
Ik laat de beoordeling over aan een zeer goede vriend die ook nog eens gek is op geuren. Gek is eigenlijk niet goed omschreven – hij is gefascineerd door wat geuren allemaal kunnen oproepen en wat het met onze psyche doet. Laatste gebeurt alleen volgens hem bij ‘goede geuren’. Dat betreft meestal geuren met een zekere status – vaak klassiekers – én geuren gevrijwaard van markertinggemiep en -geblablabla. En dat laatste is vrijwel onmogelijk bij nieuwkomers gezien er geen geur meer wordt gelanceerd die er ‘zo maar is’ – zonder verhaal, achtergrond en inspiratiebron (behalve die uit India bijvoorbeeld – die hebben voldoende aan hun geschiedenis).
Perfume peace on earth
Hij maakt er altijd een soort van ‘ritueel’ van: ik breng aan, hij haalt diep in, ik moet zwijgen, hij zwijgt… ‘Komt u maar met uw associaties!’ Zeer goede vriend: ‘Donker, bosachtig… ik ruik grot, mergel, kalk, groen, intens, natuur, natuurlijk, pure sensatie… jeetje wat is dit, in ieder zéker geen Ici Paris XL-le-tje.’
Ik leg uit, hij nog meer verwonderd, en we komen er samen achter dat hoe langer op de huid het idee van regen zich manifesteert. Maar dan geen Hollandse plensbui, maar zo’n zwoele, warme mistsluiter die bijna onzichtbaar over de aarde valt.
Maar vooral mooi en intrigerend is dat aarde-aspect, dat gevoel dat je ‘erin’ zit en dan is dat moeder aarde-idee eigenlijk niet zo slecht gekozen als symbool voor puur, natuur en authentiek – ook weer van die marketingtermen in perfumeland. Wat puurheid betreft heeft earth wat weg van Bruno Acampora, het zij minder gelikt en ‘doorgeproduceerd’.
Ook interessant: dit zijn geen soort geuren waar Chanel en Dior en al die anderen hun naam onder zouden zetten, maar zeg nooit nooit. Smaken veranderen, merken springen daarop in. De andere geschonken geuren ruiken helemaal zoals ze moeten ruiken. Dus de champaca, groen, geel, sensueel en zwoel met zo’n zweem van regen – maar dan anders, meer tropisch regenwoud. De jasmijn is gladder dan verwacht. De black oud maakt indruk, is pittig – maar dat zijn we inmiddels in het westen gewend.
Maar zoals zo vaak het geval is bij über luxeproducten: hoed u voor namaak. Want attar kan ook op chemische wijze worden geproduceerd. En dat vermoed ik bij de patchoeli, want die ruikt echnie naar patchoeli. Of niet zoals ik pure patchoeli ken. Eerder een notie van vaag hout dat doet denken aan ceder. Geld ook voor de attar die roos moet zijn – ik herinner me pure rozenolie anders, ook in combinatie met sandelhout.
Maar dat neemt niet weg, dat het weer eens prachtig is om de verschillen tussen de Franse, Arabische en Indiase parfumcultuur te ervaren. Ben benieuwd of attar inderdaad een trend gaat worden – niet alleen in woorden, maar ook in daden.
Een veel gehoorde klacht, die ik ook regelmatig heb: bedrijven die telefonisch niet meer bereikbaar zijn en zich verbergen achter een emailadres of je vragen te laten beantwoorden door zo’n kunstmatige intelligentie-trut – in negen van de tien gevallen onbevredigend. Mijn recente ervaring in deze: Yves Rocher. Vroeger makkelijk te bereiken via een pr-bureau maar sinds ze alleen maar online verkopen in Nederland, hebben ze daar de stekker ook uitgetrokken.
Zit zo: ik had een door mij te lang over het hoofd geziene klassieker van Rocher besproken – Cléa. Daar wou ik het van de op de hoogte stellen vanuit een soort van fatsoen plus de vraag of ze me een proefpakketje wouden toesturen van een lijn – Plein Natures voorheen Eau de Parfum Collection – die zo op het eerste oog lijkt te zijn geïnspireerd door Guerlains Aqua Allegoria-lijn.
In het bijzonder: Verte Envolée (net verschenen) ademt voor mijn gevoel behoorlijk Herba Fresca. Is wel weer zo’n lekker ‘typisch Frans’ parfum-poëtisch-gevalletje. Google Translate zegt: Groene Stijging. Ik hou het meer op Vervlogen Groen, of is het nu Weggevlogen Groen?
Ik zie het beeld wel voor me: trillend groen bedauwd gebladerte dat door een voorjaarszuchtje wind wordt opgetild en in de lucht in het niets verdwijnt. Misschien moet ik dit abstracte idee van groen zelf maken met behulp van AI Art. Ik vul dan mijn bovenstaande omschrijving in. Maar heb daar eigenlijk te weinig tijd voor. Even kijken wat Google Search geeft. Levert één beeld op dat in de buurt komt. ‘Dan maar’ in het Engels: ‘vibrant green dewy foliage lifted by a spring breeze and vanishing into thin air’. Meerdere opties, ‘Een zomertuin bij een boerderij’ benadert het idee het dichtst.
Wel een soort van blij met Verte Envolée omdat er niet veel groene geuren verschijnen. Lijkt wel of mensen er bang voor zijn. Viel me afgelopen weekend op – deze analyse wordt nu onderbroken voor een reclameboodschap: ontdek Upcycle Pop Up WeekendWinkel van #erikmaartenjeroenzwaga. Leidsegracht 38-40. Zat/Zon 10-18.00. Mode. Meubels. Parfums. Kunst. Delicatessen & Meer Moois. Einde boodschap – als mensen zeggen dat ze van frisse geuren houden en ik zeg dat naast eau de cologne, groen ook een fris en ontspannen sensatie kan geven, reageren ze na proberen vaak aangenaam verrast.
In ieder geval. Kwalitatief zijn Rochers geuren goed, omdat ze ervaren neuzen inhuren. Voor Verte Envolée is dat Sophie Labbé: heeft heel wat successen van Ferragamo, Versace, Kenzo, Sander en Boss op haar naam staan. Ook absurd overbodige, zoals Lanvins A Girl in Capri uit 2019 – why? Daar staat Cologne du 68van Guerlain tegenover. Dat dan wel weer wel.
Er zit zowaar een verhaal achter: een tripje van Labbé naar de theeplantages van Sri Lanka – toe maar! ‘The wind blows through the wild grass, a green landscape animates, a feeling of energy radiates’. Hoeveel bomen zou ze ter compensatie hebben laten planten?
Yves Rocher voegt toe: ‘Voel met je vingertoppen het wilde kruid dat zachtjes door de wind gewiegd wordt. Adem in. Ren. Loop weg. Ver. Hard. Om je vrij en energiek te voelen en om je batterijen opnieuw op te laden in de wervelende natuur’. Met de extra vermelding dat het ‘een opmerkelijke damesgeur’ is – this 2023 man! Wat een feel good-getut, hou daar eens mee op!
Ik moet zelf aan een plensbui denken die de warmte doorsnijdt op een zomerdag. Wel grappig: met een beetje fantasie ruik je een zweem van groene thee door de hele geur heen. Blijkt dus (gewone) zwarte thee te zijn. Lekker! Maar eerst is er de opening: een uitbarsting van prikkelend kruidig groen. Kan van alles zijn voor mijn gevoel: een bundeling van Italiaanse kruiden, een vleugje galbanum met direct al op de achtergrond een noot zwevend tussen hout en stro. Ook lekker!
Dan maken de citrusnoten hun opwachting: meer citroen, minder bergamot met een dorstlessend effect. ‘Hé, roosje, mijn roosje, hoe is het met je, je bloeit hier zo lekker bescheiden in het zonnetje – goed gevoel!’ Dan de afronding: een mix van witte musk en without. Iets te veel witte musk voor mijn gevoel – maar vergeet niet dat Guerlain zijn klassieke Aqua Allegoria’s ook een extra witte musk-injectie heeft gegeven. Niet altijd in het voordeel van de composities werkend.
Conclusie: goede geur zeker wat prijs betreft, nog zekerder als die in de aanbieding is. Geeft mij hetzelfde voldane gevoel als Thé Vert waar ik jaarlijks op zo’n minst één flacon van leegspuit als lichaams- en interieurgeur.
Philip Freriks: ‘We zijn alweer bij de halve finale van De Slimste Neus. Caroline van der Plas wat weet je van Bourjois’. ‘Jeetje daar vraag je wat, iets met toneel, Molière?’ ‘Nee, dat is helaas fout, je bedoelt waarschijnlijk Le Bourgeois Gentilhomme?’ ‘Caroline, ja, gôh wat stom, heb het nog voor mijn lijst gelezen.’
‘Snel door naar Nikkie’: ‘Dat is voor mij een intikkertje. Bourjois staat voor mij voor make-up, poeder, theater, Parijs, glamour, parfum, Chanel.’ Freriks: ‘Allemaal goed. C’est Fantastisque. C’est Magnétique, C’est Formidable. Je bent een echte vakvrouw die haar geschiedenis kent. Maar kun jij het publiek uitleggen wat Chanel en Bourjois in hemelsnaam met elkaar verbindt, dat weten maar heel weinig mensen.’
Nikkie: ‘Nu ga ik wel erg verschrikkelijk-heftig de diepte in, iets wat over het algemeen niet met mij wordt geassocieerd, maar de latere eigenaren van Bourjois – by the way in 1862 begonnen door een acteur in Parijs die niet tevreden was met het toenmalige aanbod van theatermake-up – zijn ooit met Chanel in zee gegaan om haar parfums breder en commerciëler neer te zetten. Daar heeft ze later mega veel spijt van gekregen, maar dat is écht een ander onderwerp. Laat ik dan als laatste een leuk weetje vertellen. Zowel Chanel (in 1933) als Bourjois (in 1953) hebben een parfum met dezelfde naam, en waarmee ik automatisch geassocieerd wordt, op de markt gebracht: Glamour.’
Freriks: ‘Nikkie, dit is echt heel bijzonder al deze achtergrondinformatie – waarom begin je geen podcast met dit soort triviale, maar belangrijke historische weetjes?’ Nikki: ‘Ik kan weinig loslaten, maar… mijn beautiful lips are sealed…’
Te koop in iets andere flacon bij Bol.com
Waarom vind ik Bourjois zo leuk – en daarom de geuren ook? Ben ik op mijn oude dag aan het vertrutten, want het is toch vreemd: wel ageren tegen de mallotige aanhoudende aanvoer van nieuwe geuren, en Bourjois dan? Klopt als een bus en bewijst maar eens dat ieder mens een parfumvat vol tegenstrijdigheden is.
De ‘echte’ reden: de geschiedenis van het merk dat nog veel verder reikt dan bovenstaande informatie. Met name die link met Chanel die pas in 2014 officieel werd verbroken doordat de eigenaren van Bourjois (én Chanel) – de familie Wertheimer – het (met name nog om zijn cosmetica populaire) merk verkocht aan Coty.
Voor ik met het nieuwe geurtrio begin, nog even wat extra achtergrondinfo: Bourjois heeft bij kenners de reputatie van een gerespecteerd parfumhuis, als was het alleen maar omdat de neus van Chanel N° 5(1921) – Ernest Beaux – ook het beroemdste parfum van Bourjois creëerde: Soir de Paris (1929). En revolutionair binnen het vakgebied was dat aan de geur Mon Parfum (1924) een hele trits van beautyproducten werd gekoppeld: poeder, lippenstift, rouge, oogschaduw, toiletzeep, badzout en badpoeder.
Crisistip: mocht je de dit trio te duur vinden: op www.bol.com wordt een andere klassieker Kobako (uit 1936 ook gemaakt door Ernest Beaux) voor een ietsiepietsie minder verkocht: € 16,59 (50 ml).
Jeugdig en bescheiden
Wat ik met name leuk vind, zijn de namen: La Magnétique, La Fantastique, La Formidable. Ik bedoel maar: als je La voor een naam/woord zet, dat benoem je daarmee het ultieme; alle kwaliteiten komen dan in optima forma samen. Het klinkt lekker arrogant, en je kunt het moeilijk betwisten omdat er geen regels bestaan voor het toepassen ervan. Over smaak mag tegenwoordig niet meer getwist worden – ‘Iedereen is uniek en bijzonder op zijn/haar/hen wijze en schoonheid komt van binnenuit blablabla’ – maar er blijft natuurlijk een verschil tussen La Streisand en La Patty, La Callas en La Bloemen.
Over bloemen gesproken: die bloeien volop in dit trio. Alleen niet echt spectaculair, want wat opvalt is de vriendelijke en bescheiden uitstraling – het zijn geen flowerbombs. Noem het jeugdig – iets wat je nu direct met het merk associeert. Ik heb een beetje een macaron-gevoel (waarin het ook om subtiliteit gaat, tenminste als je de juiste koopt; niet die in het koelvak van de super) wat natuurlijk versterkt wordt door de presentatie.
In La Magnétique proef je in de opening de mandarijn duidelijk – zonnezoet en fris. Vervolgens een beproefd, dus zeer klassieke melange van roos en jasmijn die snel overgaan in without-vanillecombi waardoor de finish een amberachtig warmte krijgt.
In het hart van La Fantastique kloppen dezelfde bloemen als in La Magnétique alleen ademen die anders door roze peper in de opening en de toevoeging van peer die je goed waarneemt. ‘Voor een natuurlijke, groene aantrekkingskracht’; ik associeer peer nooit daarmee, eerder met sorbet en, hey daar-is-weer, macaron. De nasleep is iets poederig en clean door musk en kasjmierhout.
En dan LaFavorite van Geurengoeroe: La Formidable. Inderdaad een moderne chypre met zoet-zonnige fruitfacetten – in dit geval bergamot (die voor mij meer ‘op zijn Guerlains’ had mogen spetteren ) die een inleiding is tot een abstract bloemenhart gebaseerd op fresia en lavendel zo lijkt het, maar een beetje te diffuus voor mijn gevoel. Geldt ook voor de patchoeli die ik niet als ‘krachtig en rijk die diepte en intensiteit toevoegt’ zou omschrijven – eerder als een idee van droog hout.
Logisch dat de geuren zo licht van aard zijn: past bij de uitstraling, de doelgroep en de prijs natuurlijk: € 16,99 voor 50 ml zie ik op de Franstalige site.
Op verzoek van een lezer – bekend bij de redactie ;-> – bespreek ik deze geur. Ik lees op de site van Nasomatto: ‘De geur is het resultaat van een zoektocht naar de overweldigende verslavende intensiteit van de seksuele kracht van de vrouw’.
In 2007 kon je dat nog zonder problemen noteren. Dat ligt nu – na Metoo, na de identiteits- en inclusiviteitsrevolutie en de daaruit voortvloeiende woke-beweging – allemaal net iets gevoeliger.
Kun je eigenlijk wel stellen dat de queeste van Alessandro Gualtieri – de man achter het parfumlabel – erg rolbevestigend is. En los daarvan: voor mij is tuberoos – met het veronderstelde vermogen om seksuele kracht op te roepen en daardoor hoofdrolspeelster in deze geur – niet typisch vrouwelijk. Mannen met lef dragen hem ook.
Eerlijk gezegd ik ben beetje uitgetuberoosd met name sinds de opleving van tamme interpretaties verkocht als ‘gedeconstrueerde’ tuberoos – zoals Bloom van Gucci (2017), Mutiny van Maison Margiela (2019) en nog een paar die me niet te binnen willen schieten. Dan wordt het iets moeilijker deze geur eerlijk te beoordelen. Moet ik dus proberen de inmiddels ingekorte naam Narcotic V vanuit zijn lanceringsjaar met terugwerkende kracht bekijken.
Dan zijn er voor mij vóór 2007 drie parfums die ik voor mijn gevoel mee moet meenemen: Fracas van Robert Piguet (1949), Tubéreuse (uit 1984 en de allerheftigste tuberoos ever ook wel bekend als the G-spot perfume) van Annick Goutal en Tubéreuse Criminelle (1999) van Serge Lutens. Tja, daarbij vergeleken is Narcotiv V een muurbloempje een ‘vergeet-me-welletje’. Had ik eigenlijk niet verwacht. Ik heb diverse keren in de loop der jaren aan Gualtieri’s geuren geroken en heb er geloof drie besproken. In mijn herinnering is hij een krachtpatser die de grenzen van het olfatorisch onbetamelijke opzoekt, maar iets weerhield me om me echt in hem te verdiepen.
De naam. Nasomatto betekent rare neus. En dat vind ik even erg als Lady Gaga, I Hate Perfume en A Lab on Fire. Het heeft iets anarchistisch, tegen de stroom in, wetende dat je tegelijkertijd wel afhankelijk bent, toch bevestiging/erkenning zoekt van/bij hetgeen je bekritiseert: de ‘standaardneus’, een ‘Lady Selfconfident’, de ‘I Love Perfume-persoon’ en een gewoon werkend laboratorium (met brandverzekering).
Ik snap de geur helemaal: de groenige lichte opgefriste opening die overgaat in een witte bloemenextase waarbij de tuberoos vanzelfsprekend alle aandacht opeist die daarna langzaam verdwijnt in een bedje van hout en musk. Zonder jasmijn en oranjebloesem geen klassieke tuberoos. Ruik je vol. De lelie ontgaat me.
Maar ik had gezien Gualtieri’s reputatie meer verwacht: een tuberoos in overdrive richting hallucinerend. Maar misschien verlang en eis ik inmiddels te veel – kan ik hetgeen ik wil ruiken, een neus niet waarmaken, blijken er toch limieten aan wat je kunt ruiken in de parfumwereld. In mijn gedachten rook ik bij Narcotic V, Tubéreuse 3 Animale uit 2010 van Histoires de Parfums – maar dan nog erger. Narcotic V heeft voor mij meer overeenkomsten met de eerste geur van Michael Kors (2000).
In hetzelfde jaar dat Narcotic V verscheen, was daar ook het heerlijke Tuberose Gardenia uit de Private Collection van Estée Lauder – romig, smeuïg en intens. Schiet me net te binnen: geflopperdeflopt en door de hoeveelheid geuren die het lanceert niet meer serieus genomen, maar die van Reminiscence – White Tuberose (2014) uit het inmiddels gesloten boek Histoire de Fleurs – was ook bepaald ‘niet verkeerd’.
‘KOFFIE-ROOS’ MET VOORSPELBARE AFROMING, AFRONDING
Da’s niet normaal: 150! Het aantal Montalegeuren dat Fragantica vermeld op zijn infosite. Eén daarvan heet Intense Café. Stamt uit 2013. Ik ruilde hem onlangs met nog wat andere geuren omdat ik vind dat ik geen geuren van Montale meer mag kopen omdat het me allemaal te hapsnap, te commercieel en te weet ik niet wat allemaal is.
Ook echt niet normaal: van bijna elke nichegeur die je nu zoekt op internet, verschijnt inmiddels een of meerdere dupes bij de Google-advertenties. Intense Café heet bij Divain 684, bij Cocomora N°124.
Ondanks mijn wel of niet terechte vooroordelen is Intense Café toch leuk. Met name door de koffie – ‘Dûh, daar draait het in deze geur ook om!’ Koffie, in eerste instantie ingezet als mannelijke ‘tegenhanger-noot’ van de gourmandsmaken voor de vrouw. Het begon met Muglers A*Men (1996) en is inmiddels uitgegroeid tot een beyond gender-smaakmaker die je steeds meer, zeg maar heel veel terugruikt in de nasleep van geuren.
Niet echt interessant, maar ik had een tijdje twijfels bij koffie als nieuwe smaakmaker, gourmand-uitgeteld als ik was. Maar ik begin het inmiddels te begrijpen, of me erbij neer te leggen als je denkt dat koffie over een tijdje als goed alternatief wordt gezien voor patchoeli (ook aards, donker, warm, sensueel) dat door het veranderende klimaat (en daardoor grotere kans op misoogsten) steeds schaarser en dus steeds duurder zal worden.
En – mark rutte my words – dus het verschil in parfumgebruik zal definiëren tot welke klasse je behoort: puur natuur voor ‘the wealthy’, synthetisch voor ‘the poor buggers’. Maar dat is een ander onderwerp.
Je krijgt veel te ruiken in Intense Café maar dat geldt voor alle Montale- en Mancerageuren die ik tot nu toe heb geroken. Er zit een soort van booster in die ook Intense Café breed en vrijgevig maakt, tenminste als je de moeite voor neemt om het allemaal in je op te nemen.
Maar ook zonder een diepere interesse zit het wel snor – dan is-ie gewoon ‘lekker’, ‘bijzonder’ en voor de meeste mensen dus niche. Lekker die opening: de geur van verse rozen waardoorheen slierten van koffie slingeren. Je ziet het voor je. Had alleen voor mij wel wat langer mogen duren, het plaatje spat snel uiteen, want het wordt daarna direct voorspelbaar – witte musk (gaap), amber (gaap-gaap) en vanille (gaap-gaap-gaap) die samen met een beetje fantasie voor room en suiker kunnen doorgaan met op de achtergrond de geur van een vertrouwd kopje koffie. Datwasut.
De overeenkomst tussen de marketing van een high end geur en een sollicitatie? Beide maken de beloftes meestal niet waar. Er wordt een beetje gespeeld (of is het gesjoemeld?) met ‘de waarheid’ en kwalificaties worden overdreven waardoor beide zich beter voordoen dan ze ‘in werkelijkheid’ zijn. Is dat erg? Nou, nee, want ‘iedereen’ doet het toch? Zegt men. Met die kennis indachtig, bekijk je alles met het ouder worden met een zekere reserve.
Waarom gebruik ik deze bespiegeling met betrekking tot de nieuwe Burberry, Hero? Nou, omdat de eau de parfum-versie (2022) zich voor mijn gevoel voordoet als een eau de toilette (2021), maar – en dat is dan weer sort of gunstig – ik bij de eau de toilette-versie juist het omgekeerde heb. Én omdat de compositie – opgebouwd rondom drie soorten cederhout – nogal eenvoudig en daardoor saai is, terwijl de boodschap ‘de traditionele stereotypen van mannelijkheid uitdaagt’. En als je dat vermogen in je hebt dan ben je een held – maar dat ben je tegenwoordig ook al als je een ‘best wel oud ogend’ iemand de straat over helpt.
Let wel: cederhout is een prachtingrediënt. Het kan zo elegant verschillende ingrediënten in zich opzuigen, en is ‘van zichzelf’ ook aangenaam: door de zon uitgedroogd hout met een lichte sensueel-warme ondertoon, denk het slijpen van een Caran d’Ache-potlood.
Ik weet niet of deze wel heel erg less is more-visie ten opzichte van de geur in lijn is met de huidige modestijl van het merk. Wat ik wel heb opgepikt is dat Riccardo Tisci – na vier jaar afgelopen september ingeruild door Daniel Lee, de nog maar net bij Bottega Veneta begonnen ontwerper met meer veronderstelde feel met de Tiktok-generatie, de doelgroep van nu waar Burberry op inzet.
Die Tisci dus, zou zich intensief met de totstandkoming van de geur hebben bemoeid. Tuurlijk. Zal wel. Zeggen ze allemaal. Mocht het dan toch zo zijn, dan is het alleen de keuze van het model – Adam Driver – en de sfeer geweest volgens mij. Ik zie de vergaderingen voor me. ‘Welke (just a tiny bit gay-ish) ambassadeur voor Hero moeten we kiezen. Riccardo? Difficult, difficult’. Terwijl het creatieve team wacht op marketing die de filosofie zal toelichten: ‘Hi Riccardo, listen, het idee is dat we een paard en een man samenbrengen om een moderne mythe te creëren in een ontzagwekkend landschap, en ondertussen onderzoeken we de codes van dualiteit en de kracht van het dierenrijk’.
Moet gezegd: het ‘afwijkend knappe’ – de maat der dingen in de modellenwereld op dit moment – model Adam Driver – is mooi of, zoals je wilt, best wel sensueel, of zoals je wilt best wel geil. En het totaalplaatje is eveneens less is more: wilde man, wild paard, wilde zee.
Alleen wordt er een big mistake gemaakt voor mijn gevoel als je kijkt: ik ruik dan eerder denkbeeldig een marinegeur – beetje ziltig, beetje rozemarijnachtig, beetje aangespoeld hout; een soort Cool WaterGeneration Next. Maar geen simpel houtgeurtje. Dán denk je toch eerder aan ‘ongerepte cederwouden’ waar ook paarden kunnen ronddraven, gemend door dezelfde stoer-geile, not-classic beauty.
Ik las van Hero een doeltreffend-korte omschrijving op www.colognoisseur.com: ‘Very office-appropriate, off-the-shelf done right’, maar ook ‘very unexciting’ en ‘olfactory prefab’. Natuurlijk staan hier honderden positieve reviews tegenover – ga naar Youtube for that matter. Maar dat neemt niet mijn bezwaren weg: ook al neem je vier soorten cederhout en je voegt een aantal smaakmakers toe – zwarte peper, bergamot, dennennaald, wierook, benzoïne -, als je dan in the end alleen maar Caran d’Ache blijft ruiken – dan ervaar je toch een teleurstelling. Die bij mij alleen maar groter werd toen ik aan mijn ‘Mottenvanger van Hamelen’-flesje rook: Ceder – dat is Hero zonder toeters en bellers als etherische olie. Even saai of zoals je wilt even lekker.
12 Noir Absolu Collection Prestige van JC Parfums is een treffend voorbeeld van hoe ‘echte niche’ steeds moeilijker te onderscheiden lijkt van ‘nepniche’. I love it, want het onderstreept des te meer dat ‘alles’ waar niche zich op beroept – exclusiviteit en allerbeste kwaliteit van ingrediënten en eigenzinnige en gewaagde composities – eigenlijk marketingonzin is. Maar wel een zeer goed geslaagde. Chapeau!
De ‘kenners’ moeten misschien denken aan La Collection Privée van Christian Dior – ik in ieder geval. Hoewel je je natuurlijk kunt afvragen of La Collection Privée wel ‘echte niche’ is, hebben beide merken dezelfde uitstraling. Want hoewel de een zwart, de ander wit gepresenteerd, is de etikettering, omdoos, gewicht van de flacon en dop, en presentatie bijna een laken van hetzelfde pak.
En de geur dan? Flauw (of niet) om te zeggen, maar blind geroken zou ik er – ik gebruik deze omschrijving niet graag in verband met geur, maar het is het eerste wat in me opkwam – in zijn gestonken; ‘Niche!” 12 Noir Absolu is warm, vol, gul en schommelt olfactorisch tussen Ambre Nuit en Patchouly Impérial met een vleugje Oud Isaphan.
Het verhaal achter de geur, klinkt wat vreemd en af en toe onbedoeld grappig, maar dat ligt hoogstwaarschijnlijk aan de vertaling: ‘Dit metaforische sap dompelt je onder in een onverwacht en vreemd concentraat van donkere bossen en witte bloemen. Deze geuren stuwen je soms op een reis naar de donkerste bossen met patchoeli, agarhout, dierlijk hout, zwarte bes, soms in een reis onberispelijk door jasmijn en narcissen. Het hele gebeuren is absoluut verontrustend tot het punt dat het bijna onwerkelijk wordt’. Let op het gebruik van soms.
De opgegeven ingrediënten. Top: zwarte bessensiroop, aquatische noten, hart: cyclaam, narcis, sambacjasmijn, roos, en basis; oud, patchoeli, wierook en benzoïne.
Eerlijk gezegd: het komt er allemaal niet uit wat erin zit. Aan de opening ontbreekt de sprankeling die deze twee kunnen oproepen met name als je zwarte bes onderdompelt in waternoten. Mijn maat der dingen wat frisse zwarte bes betreft: Hermès’ Amazone Eau Fraîcheur. Gebeurt niet.
Het hart is echt ‘spannend’ door de originele combi van (het weinig) gebruikte cyclaam en (dito) narcis. Ik ruik het alleen niet echt. Dus geen patsboem-effect van mierzoete cyclaam (think pink) en supergele, supergeile narcis. Samen moet dat iets ‘meeslepends sensueels’ opleveren. Gebeurt niet echt.
Dat komt voor een groot gedeelte op conto van de basis. De ingrediënten daarvan lijken overgedoseerd waardoor je er als het ware direct mee in aanraking komt, zonder opening en hart mee te krijgen. Dat is vaak de makke met oud-angehauchte geuren, de basis eist te snel de aandacht op.
Maar dat zullen waarschijnlijk – hier volgt een vooroordeel – de meeste gebruikers juist prettig vinden. Die zitten niet echt te wachten op – hier volgt er nog een – een bedwelmende ontmoeting tussen cyclaam en narcis. Wel op een gulle en krachtige geur – en nog een – en dat wordt tegenwoordig geassocieerd met niche.
Laten we de boel eens omdraaien: wat zou Dior gedaan hebben met deze ingrediënten? Ik vermoed en ik hoop dat het een verzwelgende bloemengeur zou zijn geworden gesmoord door oriëntaals hout. Nog iets: ik denk ook niet dat de liefhebber van La Collection Privée op zoek is naar JC Parfums. Andersom wel. Of is dit ook een vooroordeel?
Lees net dat 12 Noir Absolu is ‘ontleend’ aan Matière Noire van Louis Vuitton. Interessant. Gemaakt door Jacques Cavallier. Nu denk ik dat ik mijn gewenste verzwelgende bloemengeur aangereikt zal krijgen.
OVER WIKIPARFUM, TE VEEL PARFUMS EN TE VEEL PARFUMS
VRIENDELIJKE, PRETTIGE & VOORSPELBARE Oud
Wikiparfum
Ik overweeg het al langer, maar na het doorscrollen van een recente nieuwe infosite die op mijn tijdlijn verscheen – www.wikiparfum.com in samenwerking met Michael Edwards en zo’n beetje alle geurproducenten: van Givaudan tot Takasago – wordt de gedachte sterker: stoppen met www.geurengoeroe.com.
Óf anders alleen nog maar ontwikkelingen en geuren bespreken die echt interessant zijn in (en voor) de wereld van parfums. Want dat die is doorgedraaid (Wikiparfum heeft, alsublieftdankuwel, bijna 20.000 geuren in zijn bestand) staat al langer vast.
Niet de eerste keer dat ik hierover geurzeur. Mag het allemaal – vul in wat je gevoel je ingeeft – een ietsiepietsie, een beetje, heel veel minder worden? Zelfreflectie – wat pietluttige ‘eco’-initiatieven daargelaten – is een deugd die de parfumindustrie vreemd is, of het moet een van de talloze karaktertrekken zijn betreffende de doelgroep voor een nieuwe geur – Calvin Klein of zo.
En om op deze parfumproductie in overdrive alleen maar cynisch commentaar te geven – ook zo makkelijk. De kans daarop wordt trouwens wel steeds groter. Ik was het van plan bij de nieuwste geur van Mona di Orio: Domaine. Tien jaar geleden zou ik onder de indruk zijn geweest, maar nu denk ik: ‘Nóg een lelietje-van-dalen-geur!’ Zal die echt een nieuw licht laten schijn op dit blommeke zo tere, kleine en fijne? Kan me het haast niet indenken; ben ook te lui om me er verder in te verdiepen.
Wat Wikiparfum betreft en de overweging tot stoppen: daar worden veel merken genoemd waarvan ik nog nooit gehoord heb. Moet ik me dan als insider echt zorgen maken? De site leeft gelukkig wel mee met ‘mijn’ twijfel. Ik hou er niet van, maar vooruit, ik laat een ‘persoonlijk’ geurprofiel opstellen. Een paar vraagjes. Favoriete parfum: Nuit Noire Mona di Orio. Nog een: Bandit Robert Piguet. Hun – waarschijnlijk door AI aangedreven – conclusie: ‘You love perfumes of the oriental and leather families. You also love nuances of the floral and woody subfamilies’. Nou, dan heb je bijna het hele spectrum te pakken.
Re-lelietje-van-dalen
De parfums die ze me aanraden: Benjoin 19 Le Labo en Leather Copper Lalique. Grappig: met beide merken heb ik niets (meer). Le Labo met zijn nep-exclusivisme en Lalique die lanceert gewoon too much. Speaking of which: bij Encre Noire Sport ontplofte ik bijna. Waarom in hemelsnaam van een vetiverbom een sportieve versie maken? Verder heeft Wikiparfum nog 48 (!) aanraders voor mij, maar om die te weten te komen moet je je inschrijven. Dikke doei.
Aangezien ik Oud for Glory van Lattafa bespreek – via dezelfde ruil tot me gekomen als Red Tabacco – ging ik bij het alfabetische overzicht van Wikiparfum naar de L om te zien welke andere merken ‘die daarmee beginnen’ me niets zeggen. Van de 65, 16 stuks: nada-niente-niets. Een stuk of 10 ken ik van naam maar het wie, wat, waar en waarom weet ik niet. Van de meesten interesseert het me ook niet. Lionel Richie, ik bedoel me maar – die heeft dus weinig vandoen met Wikiparfums slogan: ‘We bring the art of perfumery to you’. Trouwens – hoe vaak moet ik het nog zeggen! – daar is in 90 procent geen sprake meer van; gewoon commerciële negotie.
Nu dan echt Oud for Glory. Lataffa (anno 2014 opgericht in de Verenigde Arabische Emiraten), een samentrekking van Latif (vriendelijk) en Lateefa (prettig), is een van de vele Arabische merken die meevaren op de koers ooit in gang gezet door Amouage (waardoor dit merk genoodzaakt was om zelf te verhippen, dus met trends moest meegaan, dus lanceringen te versnellen) en later door Montale (2004). Dit was natuurlijk niet gebeurd als de verschillende landen op het Arabische schiereiland, naast olie – eens houdt het op – zich ook op andere inkomstenbronnen waren gaan concentreren – de opkomst van Abu Dhabi als luxe vakantieoord voor de middenklasse is in deze exemplarisch.
Deze opstuwing in de vaart der volkeren heeft ook tot een zekere bewustwording en trots bij de lokale bewoners geresulteerd: het benadrukken van hun eeuwenoude cultuur en kunst. Dat ‘noodzakelijkerwijs’ wel een moderne injectie moest krijgen om de met name westerse toerist een gevoel van sociale acceptatie – ‘Het gaat goed met de vrouwenemancipatie’ – en herkenning te geven – ‘Heb je die wolkenkrabbers gezien, je kunt er ook overdekt skiën!’ – terwijl die zich snikheet zit te vergapen aan de blingbling van de shoppingmalls – ‘heerlijk die airco!’ En aldaar wellicht ook bij de keel wordt gegrepen door doordringende parfums die daar zweven. Misschien valt de trendy toerist wel voor en/of door een creatie van Lataffa. Keuze uit 127 stuks.
My oud, my oud, my kingdom…
Wat ik het leukste aan de geur vind: de naam. Oud for Glory – ik weet helaas niet wat Bade’e Al betekent; Google Translate biedt geen uitkomst – maar het heeft voor mij een soort Shakespeare -achtige wanhopigheid. ‘My horse, my horse, my kingdom for a horse’. ‘My oud, my oud, my kingdom for an oud’. Gaat voor het merk zelf ook op, qua je wanhopig voelen dan, mocht je in de winkel staan omdat je van plan was een geurtje mee naar huis te nemen voor je buurman – ‘Doe maar iets met oudh’.
Wat een absurde hoeveelheid. En we gaan nog niet naar huis, nog lange niet, nog lange niet: Ameer Al Oud,Ameer Al Intense Oud, Amwaaj Oud, Chic Oud, Chic Oud Summer, Danhal Oud Kambodi, Deen Al Oud Al Ameeri, Just Oud, Just Oud Boulevard, Khurafi Oud, Lubb Al Oud, Mukhallat Oudh, Nakahat Al Oud, Night Oud, Oud Al Sahraa, Oud Mood, Oud Mood Elixir, Oud Mood Silver, Oud Salama, Oudain, Rouat Al Oud, Velvet Oud, Bade’e Al Oud Amethyst, Eternal Oud, Blue Oud, Opulent Oud.
Ach waarom niet, de ‘verantwoording’ bij de geur: ‘Een nieuwe dag, een nieuwe kans om uitdagingen aan te gaan. Badee Al Oud Oud for Glory verfrist je geest en zorgt dat je onbevreesd je instincten kan volgen. Ga elke dag het avontuur tegemoet’. Doen we.
Grappig, de opening: kan je op het verkeerde been zetten. Is het nu alleen saffraan wat ik ruik of resoneert op de achtergrond ook een volle roos? Wel origineel en onverwacht die combi met nootmuskaat. Het tempert de zoetheid van de saffraan, die voor mijn gevoel in geuren anders ruikt dan in de keuken. En dan: oud, of beter omschreven: ‘rook van agarhout’. Is dat niet hetzelfde dan? Het levert in ieder geval geen andere kijk op oud op. Want die is in Oud for Glory vriendelijk, prettig & voorspelbaar. Bijna gaap-gaap. Daar verandert de patchoeli ook niet echt veel aan. Ook al wordt dit herhaald in de basis: dus nog een keer ‘rook van agarhout’ en patchoeli uitgeleide gedaan door (een beetje zoete) musk.
Stel je het allerbeste adelaarshout (die hoop ik ooit nog eens in het echt te ruiken) voor gelayerd met pure patchoeli, en je krijgt volgen mij een intense eerst sompige, steeds droger wordende sensueel-warme houtbeleving die je naar adem doet snakken.
Het merk interesseert me eigenlijk geen mallemoer; de verleiding om me erin te verdiepen is nihil. Maar het is dat ik een Red Tobacco via een ruil – door een samenloop van omstandigheden voor het eerst gedaan via Marktplaats – kreeg toegestuurd. Dus moest ik me wel even verdiepen in het merk. Er zijn leukere dingen in het leven.
Let wel, het is tegenwoordig niet makkelijk om het ware ontstaan van parfumhuizen te vinden op internet. Zelfs, of juist meer, moet je twijfelen aan het ‘waarheidsgehalte’ op de officiële homepagina’s en de – ‘about us’ – van merken. Zo ook die van Mancera.
Eigenlijk maakt het me ook niet uit. Het doet maar, net zoals met zijn geuren – die draaien als een dolle wat productie betreft. Op mij komt het allemaal ongeïnspireerd over ondanks de veronderstelde boeiende storytelling. We’re only in it for the money, dat gevoel overheerst bij mij. Dat natuurlijk geldt voor bijna elk menselijk handelen, maar toch.
Dit maakt Google Translate van hun ‘about Mancera’ (door mij ingedikt): opgericht door Pierre Montale (ja die de man die met Montale Parfums oudh in 2004 in Europa introduceerde) in 2008. Mancera is een cadeautje aan zijn dochter, Amélie. Resulterend – hier begint de overdrijving – in een ‘unieke samenwerking tussen een vader en zijn dochter’. In 2017 wordt Amélie artistiek directeur ‘van dit multi-generatieproject’.
Pierre wordt omschreven als: ‘Een vertrouwd reiziger van het Verre Oosten, met een ouderlijke kennis aan hem overgedragen in de donkerste hoekjes van de workshops van meesterparfumeurs’. Amélie als: ‘Fotograaf en visionair visueel kunstenaar, gepassioneerd door art deco en verliefd op de geuren waarin ze is opgegroeid’.
Pierre
Amélie
Nou nog een zelfvoldane liefdesverklaring en dan vind ik het wel goed zo: ‘Mancera overstijgt westerse en oostelijke inspiratie waar vier handen aan het werk zijn. Deze familiesonate produceert een visuele en olfactorische dans, een reis naar de randen van afgelegen landen waar mythen worden geboren en de toekomst wordt gemaakt’.
Red Tobacco is een van de – ik ben gestopt met tellen – geuren van Mancera. Ik had liever een dikke vette oudh van ze gehad, kijken hoe die verschilt van mijn favoriete MontaleBlack Aoud.
Red Tobacco is een ‘van-alle-marktenthuis’-geur en je krijgt de volle mep, en – moet gezegd – waar voor je geld. Dus: beetje gourmand, beetje oud, beetje aromatisch, en iets meer oosters en iets meer oosters-kruidig. Wat die volle mep betreft: het lijkt wel of in de geur een soort van ve-tsin zit, het geheel wordt aangestuurd door iets waardoor de geur knalt, waardoor je het gevoel krijgt écht met een eau de parfum vandoen te hebben. Wat ik met heel veel geuren met dergelijke concentraties veel minder heb: zoals de Lancôme’s, de Armani’s van deze wereld.
Pats boem is de opening, een prettige wervelwind van zoet, zoete kruiden, exotisch, fruitig. Opgegeven smaakmakers: saffraan, kaneel, nootmuskaat, witte peer (of was het nu perzik?) en groene appel. Ik kan ze er niet stuk voor stuk uitpikken. Wel: een oudh-accent met iets rokerigs. Land van herkomst: Nepal (wist niet dat dit land ook een oudhproducent is).
Het hart klopt door patchoeli en jasmijn. Ook dat ik ervaar ik niet echt. Dat komt door het wervelwind-idee: je ruikt zoveel dat je neus in de war raakt. Ruik ik nu op de achtergrond een – gladde – patchoeli die opgaat in een tevens – gladde – tabak? Wil zeggen: ik ruik iets donkers, maar niet de typische aardse noten van beide – eerder een gepolijste versie. Dat moet haast wel op het conto komen van de toevoegingen: amber, vanille en witte musk (hier wel erg zoet gedoseerd) ondersteund door guaiac en vetiver. Maar het doet me allemaal niets.
Volgens Mancera is Red Tobacco ‘warm’ – kan ik in meegaan – ‘betoverend’ – niet echt – en ‘ongelooflijk potent en sexy’. Helemaal niet dus. Red Tobacco is, hoe omschrijf je het netjes, ‘middle-of-the-road’-niche waarvan de prijs-kwaliteitverhouding klopt. Maar voor de rest? Zal wel. Zie eerste zin.
Je denkt een geurtrend is voorbij, dan nies je even en daar komt die weer om de hoek kijken – ja hoor! In dit geval jeans. Toen dit (of denim) voor het eerst werd gekoppeld aan geur – begin van het millennium – was ik oprecht benieuwd. Zouden neuzen de moeite nemen het gevoel van jeans – dus niet de symboliek van ‘vrijheid’ en rebellie’ die het vertegenwoordigt, denk Jeans, sorry, James Dean – maar het olfactief gevoel van spijkerstof te vertalen?
Absolutely not! En al helemaal niet met de batterij aan jeansgeuren die Versace – stuk of veertien – op de markt kieperde. Jeans stond gelijk met sportief, dus fris, aqua, ozon, licht gekruid en met hier en daar een hint van zilt. Moet gezegd: Green Jeans van Versace (1996) was/is een favorite of mine: crispy, fris, groen met grappige ‘aldehyden-inbreng’.
Voor mijn gevoel kom je met het gebruik van iris aardig in de buurt, tenminste als je de stoffige-koele kant van de wortel benadrukt en dit vermengt met ingrediënten die deze sfeer versterken – denk wierook. Oh jee, zit je toch snel in de nichehoek en dat is jeans absolutely not – ook al zet je er couture voor zoals Versace deed.
Deze analyse nu wordt onderbroken door een commercial: ‘Leef voor het onvoorziene. Omarm creativiteit. Wees trouw aan jezelf. Dit is Hugo Jeans, een aromatische fougère die, net als de perfecte jeans, de seizoenen overstijgt. Word deel van de beweging en maak deze klassieker de jouwe. Grijp het moment, voer de energie op en til je iconische fit naar een hoger niveau. Hugo Jeans valt anders’.
In aromatische fougère van de commerciële boodschap ligt alles besloten, want Hugo Jeans is absolutely not fris, aqua en ozon, licht gekruid met hier en daar een hint van zilt. Licht gekruid dan uitgezonderd. Want als de frisse openingsnoten zijn vervlogen doen de ‘kruidjes’ hun werking: fris en uplifting munt waarvan de aqua-achtige frisheid wordt getemperd door jeneverbes. Ook soort van fris maar eerder ijl-kruidig, donkergroenig – met een beetje fantasie waan je je in de duinen bij de zee.
Maar het is de basis die de toon bepaalt. Nu doen natuurlijk de meeste geuren dat ‘in the end’, maar daar word je in Hugo Jeans nu sneller naar toe geleid. Op aangename manier. Vetiver springt er voor mij uit, geschraagd door sandel- en cederhout. En met dit hout-trio heb je feitelijk alles wat de mainstream-man van nu wil: geen rare fratsen – ‘Mijn laatste geur, Veen is Fern, is gebaseerd op de herinneringen van mijn overgroot-opa die turf moest steken in Drenthe’ – maar recht-aan-recht-toe-geuren die je een behaaglijk en zelfverzekerd gevoel geven.
Ben je niet zo’n geurhoutgeval, no worries: Boss lanceert binnenkort een geur ‘richting vakantie’ – embargo, dus kan verder geen mededelingen doen.
Nog drie dingen die (me) opvallen: heb je de naam Hugo Boss horen vallen? Not. En ook geen hippe videoclip met nieuwe en/of oude ambassadeur. Bezuinigingen nieuwe stijl? Wel leuk: als je de rode band op de flacon leest dan krijg je van links naar rechts (en dan doorlezen) HUGO HU GOHU GO. Met andere woorden GO HUGO. Kun je zowel positief als negatief interpreteren.
Zin in een gezellig ouderwetse geur. Zin in veilige tuttige chic waarvan je zeker weet dat hij nooit in de buurt zal komen van (de toenmalige) favoriete prestigegeuren (denk couturier) maar er ‘stiekem’ tegenaan schuurt. De reden? Op mijn Facebookpagina verschijnt al een tijdje Yves Rocher-reclame. Sale. 50 procent korting.
Nee, ik hoef geen cadeautje maar laat een boom planten. Dan toch maar eens Cléa kopen die voorbijkomt, nu ik lees dat Cuir de Nuit (wou ik eigenlijk aanschaffen), geen druppel leer bevat. Want Cléa is dat niet zo’n… lees eerste zin nog een keer.
Uit 1980 stamt die, toen het nog gewoon comme il faut was om direct een extract (ben benieuwd in hoeverre die verschilde van de eau de toilette) in het assortiment op te nemen. Cléa is volgens mij nu de oudste geur uit de Rochercatalogus. Afgaande op de opgegeven ingrediënten, ruik ik haar in gedachten. Een mix van vintage Nina Ricci, Chanel en Hermès besprenkeld met aldehyden.
Ik kom aardig in de buurt als ik de recensie op Make Up Alley lees: ‘Zo mooi en zo betaalbaar! Heel vrouwelijk (roos, jasmijn, lelietje-van-dalen), sensueel (amber, vanille), maar ook modern en spontaan dankzij de vetiver. Doet me denken aan de grote aldehyden-klassiekers (N°5, Calėche) maar ook aan Brosseau Ombre Rose (de manier waarop de bloemen zich vermengen met de vanille) en Estée Lauders Intuition (de amber)’. Ik zeg: geloofwaardig omschreven.
Binnen twee dagen later werd de geur afgeleverd. Impressie: een echte anti-snobgeur die je ‘toch’ een rijk gevoel geeft. Leuk: je ruikt goed dat de klassieke roosjasmijn-combi mooi-fris wordt ondersteund door lelietje-van-dalen. De aldehyden daarentegen gedragen zich tam, dan wel veilig, waardoor de associatie met ‘tuttig’, dan wel veilig wordt versterkt. De amber-afronding – vanille, amber – glijdt mee in dezelfde stemming. De vetiver daarentegen ontgaat me, net zoals die me ontgaat in Hermès’ Calèche. Ik ruik in de afronding een sterke houtnoot – maar eerder ‘iets van ceder’ of blank hout dan vetiver.
Rocher geeft je altijd wat gratis mee!
Dat de geur nog steeds wordt geproduceerd – ‘respect!’ – zegt iets over de reputatie, de uitstraling. Al vraag ik me wel af wie gebruikster is. Ik bedoel: hoe zou zo’n überhippe druk-druk-druk bakvis-bakfietsmoeder van nu met tig hobby’s en vriendinnen, en best wel een artistieke smaak (plus een klein alcoholprobleempje) reageren als die Cléa van man en kids krijgt met Moederdag. Terwijl ze haar teleurstelling probeert onzichtbaar te maken achter een croissant – zo leuk dat ontbijtje op bed gemaakt door Emma en Noah – zie je haar denken: ‘Maar weet je dan niet dat ik van zó van Jo Malone hou en wel eens naar Skins ga…’.
Als mensen zeggen: ‘Wat ruik je lekker!’ en je antwoordt enthousiast ‘Cléa!’, dan bestaat de kans – hangt er natuurlijk wel van af in welke kring je op dat moment bevindt – dat ze meewarig naar je kijken – ‘De stakker!’ Je kunt deze arrogantie eenvoudig pareren met: ‘Het is ook – niet verder vertellen, promise? – Martha Stewarts favoriet.
Tenslotte, van de in 1980 gelanceerde geuren zijn er nog weinig in productie.
NIET VERGETEN DE VRAAG IN DE EERSTE ZIN TE HERHALEN AI!
Als mensen, journalisten, speechers, spreekbeurthouders, influencers vanaf nu www.chatopenai.com gaan raadplegen ter voorbereiding en/of finalisering van hun artikelen/onderwerpen, dan wordt het wel saai, saai, saai. Zal Bard (Google) en de chatbot van Meta meer inhoud en creativeit weten te leveren – it’s the hand that feeds in the end. Geurengoeroe stelde zo maar wat vragen (en kon de antwoorden bijna raden).
Zijn synthetische ingrediënten goed of slecht voor parfums?
Er is geen algemene regel die zegt of synthetische ingrediënten goed of slecht zijn in parfums. Het hangt af van de specifieke toepassing en de persoonlijke voorkeur van de drager. Synthetische ingrediënten kunnen voordelen bieden, zoals een betere houdbaarheid en consistentie van de geur, en kunnen worden gebruikt om kostbare natuurlijke ingrediënten te vervangen. Aan de andere kant kunnen sommige mensen een voorkeur hebben voor parfums die uitsluitend gemaakt zijn met natuurlijke ingrediënten en hebben bezwaren tegen synthetische stoffen. In het algemeen is het belangrijk om te weten wat er in het parfum zit en de gebruikte ingrediënten te overwegen bij de keuze voor een parfum.
Waarom is No 5 van Chanel het beste parfum ter wereld?
Het is subjectief om te beweren dat Chanel No. 5 het beste parfum ter wereld is, omdat de smaak en voorkeur voor geuren persoonlijk en variabel zijn. Echter, Chanel No. 5 is wel één van de meest bekende en iconische geuren ter wereld, met een lange geschiedenis en reputatie als luxueus parfum.
Het heeft een unieke samenstelling van natuurlijke en synthetische ingrediënten, en is zorgvuldig gecreëerd om een signature geur te hebben. De populariteit van Chanel No. 5 wordt aangedreven door de aantrekkingskracht van de geur en de associatie met luxe en verfijning. Veel mensen waarderen het parfum om deze redenen en vinden het prettig om te dragen.
Echter, het is belangrijk te onthouden dat wat goed is voor één persoon, niet noodzakelijk het beste is voor een ander. Er zijn veel andere fantastische parfums die door veel mensen als evengoed of beter worden beschouwd, en het is aan de individuele smaak om te bepalen welk parfum het beste is voor hen.
Waarom is Joy van Jean Patou het beste parfum ooit gemaakt?
Er is geen objectieve manier om te bepalen welk parfum het beste is, omdat dit afhangt van persoonlijke smaak en voorkeur. Joy van Jean Patou wordt vaak beschouwd als een klassieker en heeft een lange geschiedenis van bekendheid en waardering. Het is echter belangrijk op te merken dat dit subjectief is en dat andere mensen andere parfums beter kunnen vinden.
Waarom vinden heel veel mensen het parfum Opium van Yves Saint Laurent niet lekker?
Er zijn verschillende redenen waarom sommige mensen Opium van Yves Saint Laurent niet lekker vinden. Dit kan variëren van persoonlijke voorkeur voor bepaalde geuren, tot allergische reacties op bepaalde geurstoffen in het parfum. Sommigen vinden het bovendien te sterk of overheersend, terwijl anderen het te specifiek vinden en niet geschikt voor elke gelegenheid. Het is belangrijk om te onthouden dat geurbeleving subjectief is en niet door iedereen op dezelfde manier beleefd wordt.
Waarom worden de parfums van Mona di Orio als uniek beschouwd?
De parfums van Mona di Orio worden als uniek beschouwd omdat ze bekend staan om hun complexiteit en diepte. Mona di Orio was een Franse parfumeur die bekend stond om haar gebruik van hoogwaardige, natuurlijke ingrediënten en haar vaardigheid om deze samen te voegen tot geuren met veel laagjes en verrassende twists. Haar parfums zijn bekend om hun verfijnde en elegante stijl en worden beschouwd als uniek in vergelijking met veel andere geuren die op de markt zijn. Veel parfumliefhebbers waarderen deze parfums om hun verfijnde en verleidelijke karakter.
Waarom wordt Bandit van Robert Piguet beschouwd als een van de meest uitgesproken chypreparfums?
Bandit van Robert Piguet wordt beschouwd als een van de meest uitgesproken chypreparfums vanwege zijn krachtige en onconventionele geurcompositie. Het is gemaakt met een unieke mix van noten, waaronder roze peper, jasmijn, roos, iris en leer, die samen een kenmerkend en duurzaam aroma creëren. Het is bekend om zijn sensuele en verleidelijke geur, die door velen wordt beschouwd als klassiek en tijdloos.
Waarom is oudh zo’n bijzonder parfumingrediënt?
Oudh, ook wel bekend als agarwood, is een bijzonder parfumingrediënt omdat het een unieke en complexe geur heeft die moeilijk te imiteren is. Het wordt gewonnen uit de schimmelachtige binnenkant van bepaalde soorten aquilaria-bomen en wordt beschouwd als een van de meest waardevolle en zeldzame parfumingrediënten ter wereld. Oudh heeft een diepe, houtachtige en kruidige geur die door velen wordt beschouwd als warm, sensueel en uitnodigend. Het wordt vaak gebruikt als basisnoot in parfums en wordt gewaardeerd om zijn vermogen om de houdbaarheid en intensiteit van een geur te verbeteren.
Wat doet civet in een parfum en waarom stinkt het zo?
Civet is een stof die afkomstig is van een bepaalde soort civetkat. Het wordt in de parfumindustrie gebruikt als fixatieve stof, wat betekent dat het de geur van de andere parfumcomponenten versterkt en verlengt. Civet heeft zelf ook een specifieke geur, die voor sommigen als sterk en onaangenaam wordt beschouwd. De geur van civet is afhankelijk van verschillende factoren, zoals de gezondheid en voeding van de civetkat, en sommige civetwinningprocessen kunnen de stof een nog sterkere geur geven.
Wat is 4711?
4711 is een parfummerk dat bekend staat om zijn signaturegeur, Echt Kölnisch Wasser, dat al meer dan 200 jaar bestaat. Het is een citrusachtige, frisse geur en wordt vaak beschouwd als de originele “Eau de Cologne”. Het parfum is genoemd naar het huisnummer van de oorspronkelijke productielocatie in Keulen, Duitsland. 4711 is ook een populaire producent van andere verzorgingsproducten, zoals zeep, aftershave en bodylotion.
Waarom zijn parfums zo duur?
Parfums zijn duur om verschillende redenen:
Kostbare ingrediënten: Veel parfums bevatten kostbare ingrediënten, zoals bloemen uit exotische locaties of zeldzame oliën, wat de kosten van het product verhoogt.
Grondige ontwikkelingsproces: Het ontwikkelen van een parfum is een tijdrovend en grondig proces, waarvan de kosten worden doorberekend.
Marketing en verpakking: Parfummerken besteden veel geld aan marketing- en reclamecampagnes, evenals op luxe verpakkingen, wat bijdraagt aan de hoge kosten.
Merkreputatie: Bekende parfummerken kunnen een hogere prijs vragen vanwege hun reputatie en prestige, en de associatie met de bekende merknaam.
Belastingen: Sommige landen hebben hoge belastingen op luxe goederen, waaronder parfums, wat ook de prijs verhoogt.
Wie is Tanja Deurloo?
Ik heb geen informatie gevonden over een bekend persoon genaamd Tanja Deurloo met een bekende verdienste of beroemdheid. Zonder verdere context is het moeilijk om precies te bepalen wie Tanja Deurloo is. Het is mogelijk dat het een privépersoon is die niet bekend is in de openbare domein.
Ik ben een AI-model getraind door OpenAI en heb geen specifieke informatie over de waardering voor de online winkel www.parfumaria.com. Ik kan alleen zeggen dat klanten waardering hebben voor een online winkel als ze tevreden zijn over factoren zoals productkwaliteit, prijs, beschikbaarheid, klantenservice, levering en retourbeleid. Het is belangrijk om te onthouden dat de waardering van een winkel afhankelijk is van persoonlijke ervaringen en verwachtingen en dat verschillende mensen verschillende dingen belangrijk vinden. Ik raad aan om recensies en beoordelingen te raadplegen voor meer informatie over de waardering van een specifieke winkel.
Wie is Geurengoeroe?
Er is geen bekend persoon of entiteit die bekend staat als de “Geurengoeroe”. Het is mogelijk dat het een bijnaam of een beroep is dat door sommigen wordt gebruikt om iemand aan te duiden die een expert is op het gebied van parfums en geuren. Zonder verdere context is het echter moeilijk om precies te bepalen wat er bedoeld wordt met deze term.
De eerste keer dat ik in aanraking kwam met de naam Paco Rabanne? Ik was een jaar of dertien of veertien. Een buurmeisje (zelfde leeftijd) ‘van de overkant van de sloot’, was al eerder dan mij op de hoogte van de dingen die het leven mooier maken. Dus gingen we een keer naar drogisterij Thomas gevestigd in het moderne jaren zestig buurtwinkelcentrum Deppenbroek, Enschede. Ik kende de winkel alleen maar van het kopen van zakken drop. Toevoeging – schoot me in een keer te binnen: de ‘afslankthee’ voor mijn moeder, Herbesan.
Het buurmeisje niet. Alsof het gewoonste zaak van de wereld was liep zij direct naar de parfumafdeling, en kocht na een paar keer testen het parfumextract van Calandre (1969) – ‘Oh, dat betekent dus niet kalender’. Ik was onder de indruk van haar én de geur, maar nog meer van het idee dat ik als Tukker – ja, ook toen al bestonden er de wederzijdse vooroordelen tussen ‘Het Verre Westen’ en in mijn geval ‘Het Verre Oosten’ – voor het eerst in aanraking was gekomen met een ‘touch of paradise’, Paris’ (mijn moeder had vroeger niets met geuren; het haar later door mijn vader geschonken Miss Dior, fungeerde voornamelijk als aftershave).
Toen ik me meer in parfums ging verdiepen, was ik helemaal verbaasd, bijna ontsteld dat Rive Gauche (1971) bijna hetzelfde rook als Calandre en dat die door dezelfde neus was gemaakt, Michel Hye.
Ik heb de meester driemaal ontmoet. Twee keer Parijs. Een keer Londen. En driemaal was het raak, du moment was er sprake van een vonk. Hij herkende in mij een zielsverwant, zoals hij het zei. Grappig om je ‘uitverkoren’ te voelen te midden van andere journalisten (de foto’s als bewijs heb ik een, twee, drie niet kunnen vinden). Ik moest naast hem zitten tijdens diners. Kan ook gelegen hebben aan het feit, dat de rest van de groep bijna louter uit vrouwen bestond.
Hij is een van die mensen in de business (geweest) waarvan ik dacht: als ik iets meer moeite doe, gaat hij me een baan geven – ‘iets met marketing of zo’, dan ontdekt hij later wel dat ik ‘ook iets met kleding en kunst heb’. Want de verwantschap voelde ik ook. In ons geval: een (mij wel eens verweten) aan arrogantie grenzende zelfverzekerdheid, de mensen in dubio laten wat je allemaal vertelt, of je daar ook echt zelf in gelooft. En most important of all dat mensen niet echt geïnteresseerd zijn in de waarheid, wel in een goed verhaal. Hij was ‘storyteller’ en ‘narratiever’ avant la lettre.
Zijn, voor mij, mooiste geur, bleek zijn grootste flop: La Nuit uit 1987. Goddomme, zo’n stylish-klassieke volbloemige chypre met dirty afloop – kom je zelden nog tegen. En de vintageversie van Pour Homme (1971), daar heb ik diverse flacons van leeggespoten.
Ik geloof dat in Ultraviolet (1999) – waarover ik in het aangehechte artikel schrijf plus levensloop – nog enige creatieve inbreng van de space age couturier te bespeuren is, daarna neemt de marketing-afdeling het over. Wat hij Jean Paul Gaultier ooit verweet – geur als gagdet – dat hebben de creatievelingen verantwoordelijk na zijn vertrek zelfs als uitgangspunt genomen.
Met succes. Het merk is verjongd; kreeg een aanstekelijke jeugdige flair, humor en moderne sophistication. De ene gadget volgde de ander op: 1 Million (2007), Lady Million (2010), daarna de in een kermisflacon gehulde Invictus (2013) en Olympéa (2015) en hun talloze flankers. En ondertussen goede zaken blijven doen met de tig variaties op XS (1994).
Iets anders: een soort van verrassend vind ik de meest recente geuren: Phantom (2021) en Fame (2022). Neigen richting kunstzinnig. Een bewijs dat bij massageuren iets meer risico’s worden genomen. Hoop alleen niet dat consumenten denken dat de laatste een re-issue betreft van het flopperdeflopflop-parfumdebuut van die gek, Lady Gaga.
Waar ik nu echt benieuwd naar ben: hoeveel miljoenen Rabanne aan zijn geuren heeft verdiend en wie en wat hij financieel gedenkt in zijn testament. Zou hij nog in zijn laatste heldere uren aan mij gedacht hebben: ‘Ah, monsieur l’exécuteur testamentaire, n’oublie pas cette personnalité hollandaise exceptionelle, ‘Erique le Clairvoyant’ – zo zag hij mij, ja hoor, tuurlijk – il le vaut bien’.’
Je moet maar durven: een geur Perfect noemen. Dat is hetzelfde wanneer iemand (vaak een stylist- en/of fashionachtige persoonlijkheid) zegt: ‘Ik ben perfectionistisch!’ Ik denk dan: ‘Laat dit waardeoordeel maar aan anderen over, tante Truus. Dank u wel!’
Anyway, Perfect verscheen voor het eerst in 2020. En het (inmiddels slaapverwekkend) schering en inslag, parfumpolitieke pad perfect volgend, kwam in 2021 Perfect Intense. Nu is er Perfect Eau de Toilette. Volgend jaar misschien wel geflankeerd door een ‘fleuri’-versie. En daarna ‘eindelijk’ het extract.
Marc Jacobs heeft zijn visie – dat dan weer wel – op perfectie door de all-inclusive en ‘woke’ Florentijnse fles laten druppelen. Sterker, hij ziet het als zijn mantra: ‘Ik ben perfect zoals ik ben’ – vandaar de perfect-tattoo op zijn pols. Met andere woorden: imperfectie bestaat niet, iedereen is perfect op zijn/haar/hen manier. Bla-bla-di-bla-bla.
Zullen zich hierin wereldwijd girls herkennen, zich bevestigd voelen en dus de geur gaan kopen? ‘No worries’, zeg ik na het lezen van het Perfect-manifest. Wat een opeenstapeling van feel good marketingclichés: ‘Biedt een kwetsbaar en ongefilterd perspectief om jezelf te zien als je authentieke zelf; een krachtige viering van individualiteit, persoonlijke waarheid en authenticiteit met een inclusieve talentenreeks dat over hun geloof in ware eigenliefde spreekt’. Opa Olfactief haakt af.
Nu de geur: not bad, not bad at all. En tevens een goed bewijs dat neuzen de mainstream-business serieus – blijven – nemen. In dit geval: Domitille Michalon-Bertier, die bijvoorbeeld voor Comme des Garçons mijn favo ingrediënt bewerkte met het very niche Celluloid Galbanum (2019).En de eindconclusie die je kunt lezen op het persbericht klopt: ‘Een lichtgevende, vrolijke, schone en aangename bloemengeur met een elegant-houtachtig spoor’.
De opening: de roze peper had voor mij wat ‘lichtgevender’ – lees prikkelender – mogen ruiken, maar het vervolg is lekker. Wie narcis als extract heeft geroken – ik: Santa Maria di Novella had ooit Narciso Estratto Triplo (triple extract). Daaraan gesnoven, begreep ik direct dat in het woord narcis, narcotisch ligt besloten. Als ik eraan denk, begin ik weer lucht te happen. Bij Perfect Eau de Toilette hoef je daarvoor niet te vrezen.
Typisch narcis zou ik het ook niet noemen, eerder een witgeel bloemboeket-idee van geurmoleculen dat de essentie van een aantal witte bloemen combineert (tuberoos, jasmijn, oranjebloesem en ben er een vergeten, kan niet op de naam komen) plus een toefje narcis. Het resultaat: een elegant, ‘vloeiend’ idee van bloemen.
Wat polygonum – (knol)duizendknoop – toevoegt aan de compositie weet ik niet. Deze, voor Europa, invasieve exoot (het betreft meestal de Japanse variant) richt meer schade aan dan plezier als je de www-berichten moet geloven. De enige omschrijving die je krijgt is dat-ie ‘lekker ruikt’. Zal wel. Ben nu eerder benieuwd hoe de geur zonder zou hebben geroken.
De afronding is ook zoals het hoort in deze: hoewel, ik ruik meer blank hout dan het ‘opgegeven’ cederhout. Dat wil zeggen: dit fantastische geurmolecuul die zacht hout weet op te roepen. Het houdt de ‘cleane’ toets van witte musk mooi onder controle. Kun je je hier niets bij voorstellen: denk fluweel met een print van houtnerven.
Niets te geurzeuren? Jawel, maar dat geldt tegenwoordig voor zoveel geuren. Ook Perfect Eau de Toilette eindigt glad, alsof de flacon denkbeeldig uit je handen valt. Je zou wensen dat de geur wat strakker en ‘natuurlijker’ in lucht opgaat. Maar de ‘bedel’-dop is natuurlijk erg leuk.
Ging het Romeinse rijk ten onder aan aanvallen van buitenaf? Door de volksverhuizingen van Germanen, Fransen, Hunnen, Kelten, Saksen, Vandalen, Longobarden en al die andere barbaren die de Romeinse grenzen overstaken gedreven door – nu erg trending – klimaatsverandering? Óf kwam het door het nieuwe monotheïstische geloof geïnspireerd op het leven van Jezus Christus? Óf werd de teloorgang veroorzaakt ‘van binnenuit’ door decadentie; puur omdat de cultuur ‘op’ was, verstard en zich niet kon vernieuwen?
Ik opteer als amateurhistoricus voor het laatste. Aangenaam dat via een ingenieus buizensysteem in het Colosseum geuren werden verspreid om de stank van de door wilde dieren verscheurde lijken van de gladiatoren te maskeren. Je kunt ook stellen: ‘Moet dit nou echt? Niets beter te doen? Hannibal ad portas?’
Dit ‘einde-beschaving-nadert-moet-dat-nou’-gevoel ervoer ik ‘privé’ voor het eerst rond 2000. De Hema had een designwedstrijd: wie maakt de mooiste wc-borstel? Ik dacht: ‘Why? Niets beter te doen? Decadere ad portas?’ De tweede keer, 2020 volgens mij: ‘De Europese Unie stelt 2,8 miljoen euro beschikbaar om historische geuren weer tot leven te wekken’. Naam: Odeuropa. Ik dacht: ‘Er spelen nu andere problemen waaraan je het geld echt beter kunt besteden. Cultuur en kunst (me being a mediocre artist) belangrijk en zo, maar toch’.
Maar er was ook verwondering gevolgd door vragen. Wat zijn historische geuren? Hoe omschrijf je die? Wat zijn de criteria? Wie heeft dit voor elkaar gekregen? Wat laatste betreft: ik vermoed een doorgewinterde lobbyist die op de juiste plek, op het juiste tijdstip de juiste Europees ambtenaar wist te kietelen gevoelig voor dit idee. Je maakt er goede sier mee, staat goed op je cv, en de EG in zijn geheel kan hiermee onderstrepen dat het niet alleen maar in crisisbestendige transitiepatronen denkt.
Nóg een ‘fluid’ Mondriaanparfum
Voor mij zijn historische geuren níet wat ‘men’ er over het algemeen onder verstaat: geuren die zonder vooropgezet plan ontstaan door ‘natuurlijk verloop’. Denk: groei/bloei/verrottingsproces/afsterven. Denk: ‘bijvangst’ van een productieproces. Denk: een combinatie van geurmoleculen die zich binnen een bepaald gebied, in een bepaalde ruimte onbedoeld ontwikkelt.
Neem Piet Mondriaan. Vorig jaar was het 150 jaar geleden dat deze kunstenaar werd geboren. Als ik het goed het begrepen: alle ateliers waarin hij ooit heeft gewerkt zijn omgezet in een geur. Die van New York resulteerde in Victory Boogie Woogie, vernoemd naar zijn schilderij dat het stratenpatroon van the big apple verbeeldt. Hier is sprake van een historische geur. Neem het Museum of London, Docklands: daar werd een paar jaar geleden een ‘scentscape’ ontwikkeld die het handelsverleden van de East End in geur wil uitdrukken. Hier is sprake van een historische geur.
Neem mout. Als kind woonde ik een paar kilometer van de Grolschfabriek in Enschede. Als het bier werd gebrouwen, verdween de geur van mout en gerst door de schoorsteen. Niet te harden, die warm-weeë, ‘gele’ lucht met ondertoon van overrijp. Bottel je dat nú in een flacon, en je produceert er een storytelling bij gelardeerd met historische referenties, en je nodigt de nog levende personen uit die letterlijk onder de rook van Grolsch hebben gewoond, en je presenteert deze geur (Mout & Memories) in aanwezigheid van de (loco)burgermeester en/of wethouder Cultuur… ook dan spreek je van een historische geur.
Ik kan doorgaan, want ‘historische geuren’ worden door de cultuursector regelmatig als lokmiddel ingezet. Denk aan musea die de bezoeker op een andere manier schilderijen wil laten beleven. Zoals het Catherijneconvent in 2018 deed met de tentoonstelling met Magische Miniaturen. De insteek: proberen de Middeleeuwen ‘extra’ op te roepen met geuren. Zoals het Mauritshuis in 2021 met Vervlogen Geuren in Kleuren. De insteek: geuren maken schilderijen uit de Gouden Eeuw, sorry Fouten Eeuw, breder en intenser.
Grappig om te lezen hoe de verantwoordelijken van Vervlogen Geuren in Kleuren alles door de olfactorische trechter gieten: ‘Op schilderijen uit de 17de eeuw worden veel dingen afgebeeld die iets met geur vandoen hebben. Bloemen, fruit – of andere dingen roepen iets op waardoor je positieverwijs aan geur moet/kan denken, of juist aan het andere spectrum daarvan: stank, een lichaam in staat van ontbinding’.
Ik zeg: dat geldt natuurlijk voor elk ooit gemaakt schilderij. Word je gericht gevraagd ‘wat ruik je als je dit ziet’, dan ruik je altijd wel ìets. Iets anders: de beste tentoonstelling over geur, is er een waar niets te ruiken valt volgens mij. Je hebt geen geuren nodig, om iets denkbeeldig te ruiken. Neem lavendel: als je het ziet, dan ervaar je iets fris, iets schoons, iets licht bloemigs, zie je de zon, zie je de Provence – althans zo werkt het bij mij.
Odeuropa kreeg veel aandacht. De lokale media pikte het op – zoals VPRO’S OVT geschiedenis-radioprogramma – de internationale ook. Ik las het op de BBC-site. Getriggerd benaderde ik de persoon die het project leidde. Waarom? Ik ben al járen bezig met ‘mijn historische geur’: civet. Ik dacht: waarom niet mijn kennis delen en mijn visie onderdeel van het project laten worden. Lang verhaal kort: na enthousiaste ontvangst en kennismaking (een samenwerking werd toegezegd) niets meer vernomen (ich bespüre, inmenging van lokale, invloedrijke ‘speurneuzen’).
Tot mijn stomme verbazing, ontving ik anderhalf jaar later een uitnodiging voor een online-seminar (corona), waar tot mijn dubbelstomme verbazing werd uitgelegd door medewerkers van diverse universiteiten en door museumconservatoren hoe zij tot bepaalde ‘historische geuren’ waren gekomen. Ik dacht bij veel voorbeelden: ‘Waarom het wiel opnieuw uitvinden? Is allemaal al gedaan.’
Zoals: hoe ruikt plastic speelgoed uit de voormalige DDR? Series Synthetic 6Skai (2004) van Comme de Garçons komt zeer dicht in de buurt. Zoals: de geur van benzine waarover Marcel Proust schreef toen de eerste auto’s in het straatbeeld/landschap verschenen – ruik aan Prétoleum van Histoires de Parfums (in dit geval what’s in name) en je weet het. Funny fragrance fact na het seminar: een belofte tot re-connecten hunnerzijds in het nieuwe jaar, kreeg een half jaar later een cc-mail van Odeuropa of ik mijn adres wilde opgeven zodat ze mij een persmap kon toesturen. Non merci.
Toch benieuwd. Ik naar http://www.odeuropa.eu en lees de ‘about us’. Wat een hip & happening taalgebruik (door mij gecursiveerd). ‘Bundles expertise in sensory mining (‘geleend’ van de crypto-wereld) and olfactory heritage (staat chic, maar inmiddels een hol begrip sinds de commerciële parfumbusiness het te pas en onpas gebruikt om hun veronderstelde rol en autoriteit te bevestigen – men neme Dior). We develop novel (voorheen heette dat new, zoals narratief voorheen verhaal heette) methods to collect information about smell from (digital) text and image collections’.
Wat ruik ik eigenlijk?
Een lovenswaardig streven, maar het blijft vooralsnog voor mijn gevoel hangen in ‘niche-achtige’ exercities. Zoals een Hollands aandoend 17de eeuws geschilderd tafereel (zie afbeelding) waarop een man afgebeeld die een soort van pijp rookt. Dit tafereel wordt ‘geurtechnisch’ geanalyseerd vanuit de e3 MUSTI Challenge. Een afkorting voor: Multimodal Understanding of Smells in Texts and Images. Ja lekker hip het gebruik challenge – very hashtag-able.
De twee vragen die Odeuropa stelt: voorspel of een tekstpassage en een afbeelding dezelfde geurbron oproepen of niet. Identificeer de gemeenschappelijke geurbron(nen) – personen, objecten of plaatsen die een specifieke geur hebben of geuren produceren; bijvoorbeeld plant, dier, parfum, mens – tussen de tekstpassages en afbeeldingen.
Ik zeg in mijn alwetende domheid: als ik iets moet ruiken, moet dat tabak zijn, iets van rook, en oké, hond in de buurt, kan ook nog wel verwerkt worden in de compositie – bont, vacht, stof, warm gevoel. Maar niet vergeten: het jaargetijde. De winter laat ‘ingrediënten’ immers anders ruiken dan de zomer (zoals de afgebeelde plavuizen, tegels en stucwerk, maar ook een hond – en koperpoets misschien?).
Hoe leuk: voor Amsterdam creëerde Odeuropa ‘City Sniffers, A smell tour of Amsterdam’s ecohistory’. Het bevat de geuren van Mokums verleden via een Rub’n’Sniff-kaart met ‘emblematische’ aroma’s: die van grachten, rozemarijn, civet en linde plus een reconstructie van pomander; gebruikt ter bescherming tegen ziekten tijdens de pest. Op de een of andere manier moet ik denken aan Polyester uit 1981 waar je op tien specifieken momenten tijdens de film wordt gevraagd om te scratchen en te sniffen op een odorama-kaart voor extra beleving: Odeuropa avant la lettre.
Geurengoeroe vraagt zich af: ecohistory. Is toch de studie van de economische aspecten van samenlevingen in het verleden; de geschiedenis van het economisch gebruik van hulpbronnen – land, arbeid en kapitaal? Of wordt het andere eco, van ecologisch, bedoeld? En waarom niet vertellen – betreft toch geur – dat pomander een samenstelling is van pomme (appel) en amber?
Tijdens de pest? Welke precies? ‘We’ hebben er verschillende gehad. Dus wanneer verscheen de pomander voor het eerst die, by the way, volgens mij ook werd gebruikt om ‘akelige’ lichaamsgeuren te maskeren. Althans, zo las ik ooit in Ivan Cloulas’ biografie over Catharina de Medici – ja, die van de dat boek Das Parfum. Emblematisch? Ik kan me ook andere ‘historische geuren’ indenken die ook ‘typisch Amsterdam’ zijn. Geur van de grachten: die zal anders ‘geroken’ hebben in de 14de eeuw (zonder resten van specerijen?) dan in de 17de eeuw (met restanten van V.O.C-specerijen?).
Wat fijn én (parfum)politiek correct: de inmiddels overbodige vermelding dat Odeuropa als cultuurhistorisch project all inclusive is en geen old white elitist male gaze vertegenwoordigt: ‘Naast portretten en objecten van de rich & famous, deelt het Amsterdam Museum verhalen vanuit andere perspectieven – over klasse- en genderverschillen, en het koloniale verleden die minder goed vertegenwoordigd zijn in de collectie. Geur is bij uitstek geschikt om die verhalen op een heel directe manier te vertellen’. Aldus Margriet Schavemaker, artistiek directeur van het Amsterdam Museum en participant Odeuropa.
Odeuropa avant la lettre
Het moge duidelijk zijn: ik zie historische geuren anders: parfums gemaakt met een commercieel doel die ooit populair waren, maar in de vergetelheid zijn geraakt. Voor parfumliefhebbers klinkt dit bekend in de oren. Het ‘her-orkestreren’ van originele formules is bijna een industrie op zich geworden (je kunt er in Frankrijk inmiddels een prijs mee winnen). Dit ‘alles’ is door Guerlain (anno 1828) eind jaren negentig van de vorige eeuw in gang gezet om zijn unieke positie – het was een van de weinige overgebleven ‘echte’ parfumhuizen tussen de alomtegenwoordigheid van couture- en designergeuren in de keten- en taxfreeparfumerie – te bevestigen.
Dit herontdekken van parfumhuizen van hun heritage, kwam door internet en de opkomst van vintage zelfs in een stroomversnelling en leidde ook tot het heropenen van lang geleden gesloten parfumhuizen (ouder dan Guerlain) die zo nauwkeurig mogelijk en met de kennis en restricties van nu hun historische geuren onder de aandacht van een nieuwe generatie brachten.
Historische beleving
Mijn allerheftigste ervaring in deze: Bandit 1944/1996 (eau de toilette-versie) van Robert Piquet – een gedenkwaardige, historische dag voor mij toen ik die in 1998 kocht: nog nooit had ik een overdosis van galbanum zo door mijn neus zien stromen. Zo erg is het niet gesteld bij mij, maar ik heb een vriendin van me die spontaan begint te huilen als je over een bepaalde geur begint te mesmerizen. Het gevoel kwam in ieder geval dicht in de buurt.
Trouwens, bij tientallen andere herformuleringen gebaseerd op authentieke receptuur, heb ik zelden een historisch aha-erlebnis. Ligt voor een deel aan het gegeven dat veel, met name dierlijke ingrediënten niet meer – ook niet speciaal voor deze gelegenheid – gebruikt mogen worden. Dan kun je dus de meeste geuren gefabriceerd voor 1975 afschrijven.
Bij Chypre Mousse van Oriza L. Grand uit 1914, opnieuw gemaakt 2013, heb ik wel die euforische sensatie. Het totaalidee is bemost groen, letterlijk ‘niet van deze tijd’. In eerste instantie denk je muf. Maar ruik je door, dan ruik je meer; verval in de goede zin van het woord (stro, vermolmd hout, natte herfstbladeren verworden tot humus) en, praise the lord, gevrijwaard van de tegenwoordige ‘schoonmakers’ die in geuren worden gestopt.
Nicht teurer
Le Snob (1952) van Le Galion is ook redelijk ‘historisch’ voor mijn gevoel. Ik krijg er zo’n lekker tuttig-chic gevoel bij. Zo achteloos smaakvol, ik zie me in een Chanel-pakje verloren borderline verlopen door Parijs lopen. Zo hoop ik ooit nog de inspiratiebron voor deze geur te ruiken: Joyvan Jean Patou uit 1936 – door The Fragrance Foundation uitgeroepen tot hèt parfum van de 20ste eeuw. Ben er helaas vergeten naar te vragen tijdens mijn laatste bezoek aan de Osmothèque in Versailles. De melange van dierlijk jasmijn (Patou had zijn eigen jasmijnvelden bij Grasse) en über-volle roos schijnt volgens overlevering letterlijk adembenemend te zijn geweest.
Nog een voorbeeld: je gelooft het niet: 4711van (voorheen Muelhens en, nee, de Nederlandse tak heette niet Boldoot) uit 1792. Dat fris-opbeurende ‘schurende’ gevoel van citrusvruchten vermengd met kleine toefjes rozemarijn en lavendel. Zo simpel, zo lekker. Krijg telkens weer bij applicatie, en dat is dus vaak, een soort van historisch besef: dat je weet dat miljoenen mensen wereldwijd al eeuwenlang van dit Wunderwasser genieten. Nu zullen de citrusvruchten vroeger intenser hebben geroken (bergamot is ook niet meer wat het is, dat weten ze bij Guerlain ook al langer), maar het all over-gevoel is – hier volgt een cliché – authentiek. Voor ik het vergeet: hoe het legendarische Iris Gris (1946) van Jacques Fath origineel rook kun je inmiddels ook ervaren.
Als je wilt kun je dat gevoel nog steeds ervaren met veel meer geuren. Tenminste als je een originele formule vindt. Niet zo moeilijk: de handel in vintagegeuren op Ebay bloeit – zie mijn verhaal Doos vol oude geuren.
Mijn meest recente belevenis in deze: in een tweedehands in het schone Drentse land, lag een bijna lege vintage-versie van L’Heure Bleue (1912) naar mij te lonken. € 5,00. Gezien de flacon, schat ik een jaren vijftig-versie. Ik reken af. Loop naar de auto. Ga zitten en laat het gebeuren. Wat een intensiteit, de nog steeds surprisingly modern aandoende bergamot- en anijscombi, de zoetigheid van het viooltje, de lichtscherpe aldehyden-toets. Alles is er. En ook zo elegant ‘vloeiend’ – de anjer en tuberoos op de achtergrond resonerend. En dan die, hoe moet je het omschrijven, dat zweempje zoetzurigheid. Wat een gelaagdheid, wat een caleidoscopische ervaring.
‘Oh Champs-Elysées, oh Champs-Elysées…’
In een Guy de Maupassant-stemming, waan ik me in een fiacre op de Parijse boulevards richting Bois de Boulogne. Geen zin om naar de kerk te gaan. Laat de klokken maar beieren. Ik hoor het gebries en gehinnik (tuig geleverd door Hermès bien entendu) van de paarden – onwennig als ze nog zijn aan auto’s. Het geklik-klak van hun beslagen voeten op de kasseien. Is dat een vermanend fluitje – tussen het geroezemoes van wandelaars door – van een gendarme die het ook niet meer weet? Jeetje. Het lijkt wel of die zwerm duiven me achtervolgt, hoe sierlijk zoeven ze voorbij….
Al die audio’s! Moet ik me toch eens echt in verdiepen. Guess what? Ik ga binnenkort misschien wel lobby-borrelen op het Luxemburgplein in Brussel (heb er jaren gewoond). Hoewel ik het niet meer van mijn looks moet hebben – ik kan nu doorgaan voor een old white elitist male. Het zijn nu de brains die een paar cultuurambtenaren moeten overtuigen een subsidie vrij te maken van mijn boude plan: www.noiseuropa.eu
Wil je de kracht van Vivienne Westwood omschrijven dan verval je, als je niet oppast, in clichés. Toch was ze het allemaal: anarchistisch, provocerend, revolutionair, rebels, anti-establisment, alternatief, disruptief, activistisch, visionair en natuurlijk op een bepaalde manier chic. Een voorbeeld van het laatste: roem deed haar niets en steeg haar niet naar het hoofd. Ze bleef frugal: ‘Ik ben zuinig. Ik ben geen erg hebzuchtige vrouw. Ik verspil nooit eten. Als je je eigen eten bereidt, ga je met de wereld om, het smaakt levend. Het smaakt goed.’ Ik zeg: chic.
Ze deed dit niet allemaal omdat ze zo nodig moest, rellen om het rellen, maar omdat het in haar inborst zat, ze kon niet anders. Noem het talent. En, geef haar eens ongelijk: de nog steeds Engelse standenmaatschappij (niet onder ogen willen zien dat het als wereldmacht had afgedaan) waarin zij opgroeide kon wel wat subversiefs-creatiefs gebruiken. Ze wordt beschouwd als de vormgeefster van de punk en new wave geleidelijk uitgroeiend tot een letterlijk vakkundig couturier waarvan haar flamboyant-ingenieuze jassen en jurken geïnspireerd op patronen uit ‘vervlogen tijden’ getuigen.
Voor mij Westwoord in a nutshell: zij gaf de wollen (Schotse) plooirok, twinset, parelketting en zijden sjaal – toonbeeld van klassiek-veilige chic (denk koningin Elizabeth II) swag en schwung door het te versieren met buttons met opvallende teksten: ‘I Love Crab’, ‘Intellectuals Unite’, ‘I’m not a Terrorist’. Ik zeg: heerlijk.
Maar dit is geen mode-, maar een parfumblog. En ook op dit gebied manifesteerde Vivienne Westwood zich in eerste instantie als compromisloos.
Onderstaande schreef ik (nu enigszins ingekort) over haar premièreparfum: Boudoir, gelanceerd in 1998:
Het heeft lang geduurd voor een cosmeticagigant voldoende vertrouwen had in de commerciële potentie van de Engelse ‘grootmoeder van de punk’, Vivienne Westwood. Terwijl vak-generatie-genoten als Yves Saint Laurent en Karl Lagerfeld mede dankzij hun parfumlicenties al decennia vrij van financiële sores zijn, lukte het Westwood maar niet om haar inmiddels door vriend en vijand erkende betekenis op modegebied met een parfum in klinkende munt om te zetten. Lancaster (nu Coty) had wel vertrouwen in Westwood, en nog beter: het had geduld met haar. Als we de cosmeticaproducent geloven, had haar parfumpremière veel eerder plaatsgevonden, ware het niet dat de ontwerpster pas na driehonderd monsters haar zegen gaf.
Boudoir is Westwoods geromantiseerde visie op de geschiedenisperiode waarin volgens haar vrouwen regeerden die beschikten over een voor mannen – ook nu nog – vaak moeilijk te verhapstukken combinatie: gratie, schoonheid en intellect. Met andere woorden, de zeventiende- en achttiende-eeuwse Franse hofcultuur en dan speciaal de boudoirs waarin deze belles, achtervolgd door amoureuze en hitsige beaux, moe van alle stringente hofetiquette, galante conversatie en spitsvondige koketterie in de literaire salons, zich konden terugtrekken.
Een maxine van Rochefoucauld citerend – lachen: in het persbericht stond ‘een rochefoucauld van Maxime citerend’ – betreurt Westwood het dat nu, drie eeuwen verder, ‘les femmes ne connaissent leur coquetterie’ en nauwelijks hun charme en ‘wit’ weten te gebruiken.
Met Boudoir wil ze de vrouw een plek (terug)geven. Want alleen in deze beschermde ruimte ‘is ze intiem met haarzelf, ziet ze haar fouten, zwakheden en potenties’, een virtuele ruimte ‘die een vrouw omhult als zij haar ogen sluit en het parfum over haar naakte huid, de rondingen van haar schouders en haar hals laat glijden. Zo intiem, zo fantasievol, zo krachtig sensueel’.
Bescheidenheid siert Vivienne Westwood: Boudoir doorstaat volgens haar met gemak de vergelijking met alle coutureklassiekers. Om dit te onderstrepen huist de ‘jus’ in een flacon met de rijksappel als dop, Westwoods monogram en tevens machtssymbool van wereldlijke vorsten. In deze volgorde en niet andersom.
Teruglezend kun je stellen: had Lancaster maar nóg iets meer geduld gehad. Want eigenlijk had ze gelijk: Boudoir had door de presentatie klassieke allure, dat wil zeggen: een vanzelfsprekendheid, alsof het er al altijd al was geweest. Maar rond 1998 zat de parfumindustrie in de fastforward-module (nog steeds, sterker, op dit moment is die echt, maar dan ook echt doorgedraaid). Als (toen) een parfum na drie jaar niet het verwachte resultaat opleverde, dan werd de stekker eruit getrokken, soms eerder.
Dus Boudoir verdween, afgelost door vaak kinderachtige, te veel marketing driven geuren – zoals Let it Rock, Anglomania, Naughty Alice – die het ook allemaal niet goed deden. Toen, heel flauw als een soort spijtbetuiging, verscheen in 2013 Mon Boudoir – een lichtere interpretatie van haar ‘oerknal’. Want wat zat Westwood toch goed met haar ontdekking van boudoir als ‘stylingthema’! Nog steeds wordt dit gegeven uitgekauwd en als slappe hap opgediend door merken die denken dat vrouwen en mannen bij parfum alleen maar aan de verleidingsclichés en -technieken denken.
Had Boudoir dezelfde behandeling gekregen zoals het een jaar later gelanceerde J’Adore – jaar in, jaar uit adverteren, uitzinnige promotieclips, lots of flankers om de zoveel tijd, te dure ambassadrices inhuren, desnoods de geur zelf aanpassen (wat met J’Adore is gebeurd) – dan had Boudoir zich ook onbewust in ons collectief geheugen gegrift en had Vivienne Westwood nu rond de feestdagen weer met een spectaculaire reclamecampagne aangetoond waarom de geur zo waardevol en noodzakelijk is. En zoals Chanel N°5 – nog steeds maatgevend in deze strategie.
En nu, je zou het bijna vergeten, de geur, de compositie dus. Want dat moet ook gezegd: het boeket van Boudoir – ontwikkeld door de Nederlandse neus Martin Gras – is van een hoge kwaliteit en – ja, ja, ja, je zou het niet zeggen – zeer klassiek. Lekkere aldehyden-sprits in de kick-off besprenkeld met bergamot. Elegant-voluptueus is het sterke bloemenhart: sneeuwbalbloesem (pittig zoet met sensueel-exotische ondertoon), oranjebloesem (waarvan de zwoele kant wordt benadrukt), een enorme zoete roos en de iris in poederig overdrive. De afronding chic-klassiek: romig sandelhout en aards patchoeli prachtig unisono opgediend. En, hoe fijn, een kleine skank-nuance door dit alles van civet. Zo hoort het.
Boeiend en daarom ‘klassiek-waardig’: goudsbloem zorgt ervoor dat het boeket een stro-achtige en kruidige warmte krijgt versterkt door kardemom en koriander. Eindresultaat: een overrompelend zoet-kruidig, gelaagd, poederig parfum. Dat vooral tot zijn recht komt in het extract. Daar heb ik nog steeds een 20ml-flacon van. Ik ruik er af en toe aan om mijn eigen gelijk te halen: dit soort geuren worden in het prestigesegment niet meer gemaakt, laat staan dat er überhaupt een extract van een popi-geur verschijnt. Boudoir is niche avant la lettre.
Eigenlijk had de inmiddels geridderde Vivienne Westwood een staatsbegrafenis en een dag van nationale rouw moeten krijgen. Elizabeth II had met ook negen meer dan genoeg gehad, dunkt me. Westwoods betekenis, invloed en impact zal over een paar jaar alleen maar manifester worden. Mark my words.
Het gebeurt niet vaak dat ik drie geuren van hetzelfde merk – bijna – achter elkaar bespreek. You lucky devil Hermès! Here we go. Vraag: wanneer is de verrassing bij een nieuwe geur het grootst? Volgens mij dat je afgaande op de naam – in het geval wanneer die de ingrediënten ‘blootgeeft’ – een soort van verwachting hebt, maar dat die dubbel en dwars wordt waargemaakt. Sterker, je krijgt een soort plezierige overrompeling, voelt je gelukprikkels intensiveren, je krijgt bijna kippenvel.
Had ik dus bij Myrrhe Eglantine. Jeetje, die egelantier is echt geweldig. Helemaal als je weet dat je de geur van de wilde roos niet aan de bloemblaadjes kunt onttrekken. Correct me if I’m wrong. Daarvoor moet je het parfumlaboratorium in.
Het mooie en schone aan de wilde roos? Voor mij: het is de zoetige zaligheid van de roos met een ruw randje. Beetje ongepolijst. Het is geen koningin (geliefde cliché-omschrijving voor de roos), maar, hoe moet je het zeggen, een soort van lage adel die als hofdame voor de koningin werkt. En waar de koningin eigenlijk jaloers op is omdat ze heeft wat haar zelf ontbreekt: geen pregoratief tuthola-arrogantie, maar een ongedwongen charme die je wel of niet meekrijgt ‘van huis uit’.
Vertaald in geur: een ‘natuurlijke’ roos die een beetje houtig, beetje groenig ruikt, met een zweem van meidoorn, met een zweem van honing. En toch delicaat. Dat straalt de Eglantine allemaal uit. Eerlijk gezegd, ontgaat me de Myrrhe (inderdaad mirre) een beetje. Je voelt wel een soort van ‘huideigen’ warmte met een lichte vanille-toets maar dat kan ook allemaal in de wilde roos zitten. Heb eerder de neiging om de naam om te draaien Eglantine Myrrhe.
Ik weet ook dat achter deze twee namen, een palet aan andere ingrediënten schuilgaat, want als je bij www.dehekserij.nl mirre en roos zou bestellen en dat zou mengen, dan ben je er nog niet. Bij lange niet. Terwijl Myrrhe Eglantine door zijn ogenschijnlijke eenvoud dat wel doet vermoeden. Dat is dus knap. Is ongeveer hetzelfde wanneer mensen beweren dat kinderen ‘net zoals Picasso’ kunnen tekenen en schilderen. Zo werkt het dus niet. Gelukkig maar.
Misschien moet ik Christine Nagel maar ‘weer eens’ bellen om te vragen wat ze allemaal heeft gedaan om tot dit ‘casual-chic’-resultaat te komen. En of ze Kelly Calèchein gedachten heeft meegenomen – ik ruik een soort van verwantschap. Effe opscheppen: we waren een tijdje on speaking terms – ‘Salut Christine, je te vois encore? J’ai quelques questions spécifiques’ – omdat ik haar zo vaak tegenkwam op lanceringen. Christine: ‘Quel Erique? Je ne me souviens plus vraiment de lui.’
Wat me altijd aan haar/van haar is bijgebleven: de eerste geur van Mauboussin: een slimme en elegante variatie op het gourmandparfum. En haar bijdrage aan Muglers B*Men – een van de eerste keren dat rabarber in een geur werd toegepast en ze me uitlegde hoe ze dat voor mekaar heeft gekregen.
BINNEN DE LIJNTJES VAN DE KLASSIEKE HERMÈS-‘HUISREGELS’
VERTROUWDE EN VEILIGE HERMÈS-FEEL
Het is soort van vreemd gesteld met de eerste drie Hermessences gemaakt door Christine Nagel. Vind ik. Agar Ebène is degelijk en verzorgd zoals een Hermès-etalage. En Cèdre Sambac zal zich er ook niet misplaatst voelen. Hij herkent zich in de bestverkochte items: de leren producten, de zijden shawls, de suède loafers, ‘double tour’-uurwerken. Oké, het luxemerk heeft ook (mallotig) serviesgoed. Aan de buitenkant soms inderdaad een tikkeltje vreemd, maar als je even door kijkt en in dit geval door ruikt, dan ook hier die vanzelfsprekende vloeiende, afgeronde, zachte, vertrouwde en veilige Hermès-feel.
Veel vragen. Is het dat ik na de geuren van Jean-Claude Ellena, iets meer radicaals, meer uitgesproken verwachtte? Is het dat dat mijn neus moe is van nietszeggende geuren (die door anderen weliswaar als heftig en overrompelend worden ervaren)? Verwachtte ik dat Nagel na haar niche-ervaringen bij Armani Privé (Ambre Soie), Guerlain (Les Elixirs Charnels), Yves Rocher (Rose Absolue) en Jo Malone (26 stuks) helemaal los zou gaan op het parfumorgel?
In ieder geval: Cèdre Sambac heeft niets poëtisch, is droog, is gewoon niet moeilijk doen, de dingen bij hun naam noemen. Het is inderdaad cederhout en sambacjasmijn. Vreemde gewaarding: de geur doet zo natuurlijk en puur aan, dat je je pas later realiseert dat er natuurlijk meer gebeurt.
Nagel zegt dat de inspiratie voor haar Hermessences het Midden-Oosten zijn. ‘Goh, origineel’, denk je dan. Maar gelukkig, heeft ze het niet over het clichébeeld dat wij, westerlingen, van deze ‘sprookjesachtige wereld’ hebben (denk Shalimar Guerlain). Wél over de inhoud: de ‘legendarische’ attars uit India (en Arabië) die volgens mij de komende tijd ‘sturend’ zullen zijn in de nichesector.
attar-bereiding in India
Maar inspiratie is iets anders dan daadwerkelijk attars gebruiken. Persoonlijk denk ik dat pure attarbereiding ook voor Hermès te duur is (zie de prijzen van de nieuwe Amouage-attars). Nagel neemt de weelderige attar-rijkdom als uitgangspunt en vertaald dat naar ‘westers’ model.
Het lijkt of vanaf het begin het cederhout in de lak is gezet, het zonlicht weerkaatst erop, straalt, en wordt zacht alsof je het kunt kneden. En toch die houterige nerf, de kern van de geur, blijven ruiken. Mooi. En dan die jasmijn. Die is gelukkig niet ‘Europees’ dus helder, fris en crisp (en aangelengd met witte musk). De sambacjasmijn is dik, vettig en wordt bij vlagen ‘indolisch’, licht dierlijk dus met vlagen van gardenia.
Met een beetje fantasie groeien er twee struiken jasmijn tegen de cederhoutboom: de bloemige en de dierlijke. Maar toch blijft de geur binnen de lijntjes. De eerste snuif indolen die ik vol voldoening in me opnam, smaakte naar meer maar je krijgt het niet (ik wil te veel). Wel leuk: af en toe een groene noot die smaakt naar groene thee en meen zelfs iets van aldehyden te bespeuren.
Ik vraag me af dat wanneer ik Cèdre Sambac blind zou hebben geroken, of ik de jasmijn als zodanig eruit zou hebben gedestilleerd, het is voor mij eerder een assimilatie van witte bloemen, abstract – zo heb ik een flesje pure sambacjasmijn uit India en die ruikt toch echt meer naar sambacjasmijn. Nagels aanpak van jasmijn doet me eerder denken aan de ‘trend’ om witte bloemen te deconstrueren waardoor het groene effect (verondersteld afkomstig van stam en blad) wordt versterkt. En dat is volgens mij gewoon een marketingverhaaltje om – met name de ‘gevaarlijke’ tuberoos – braver, matter dus voor de consument makkelijker te maken.
Nog een raar ding: ik associeer Cèdre Sambac helemaal niet met niche. Eerder met chique-tuttige bloemengeuren uit de jaren zestig – denk ik dit verband aan Hermès’ Calèche (1961).
Het lot bracht me bij de outlet – ‘vroeger’ heette dat opruimingshoek – van Ici Paris XL. En zag een door mij over het hoofd geziene geur. Bij de naam weet je direct dat die geen lang leven beschoren zal zijn. Zeker als je ziet dat de positionering totaal verkeerd is ingeschat en er een vergissing lijkt te zijn gemaakt bij het ‘kiezen’ van de producent. Een geur Graffiti noemen vraagt natuurlijk om moeilijkheden, welke doelgroep je ook uitkiest. Misschien is er een slaagkans in de ‘girl and boy’-range, maar adolescenten willen meestal als volwassenen ruiken.
Ici Paris XL vraagt voor 100ml € 14,95. Adviesprijs € 29,90. Ha-ha-ha. Wat een treurigheid. Een soort van omzet was gegarandeerd als Tommy Hilfiger of Calvin Klein hadden besloten Graffiti een zomervariatie te laten zijn op Tommy, Tommy Girl en respectievelijk CK One. Maar om de marketingtypetjes van Emmanuel Ungaro déze lauwe worst (wie zou de geur geproduceerd hebben?) voor hun neuzen te hangen en er een mallotig verkooppraatje bij te houden… toch een soort van felicitatie waard.
‘Deze eclectische geur staat symbool voor de nieuwe richting die het gerenommeerde couturehuis heeft ingeslagen. Traditionele technieken worden geupdate met ‘street value’-ingrediënten en nieuwe olfactieve codes. Deze transitie neo-flasht ook terug in de presentatie: geen klassiek facet geslepen parfumflacon maar een spuitbus waarmee een nieuwe generatie Ungaro Upholders zijn revolutionaire en inclusieve manifest rondspuit: ‘Graffiti, spray your way towards your future!’
Ik durf bijna niet verder te www-en om te zien wat de geur (blijken er twee te zijn, of misschien wel vier want de door Ici Paris XL uitgevente geur is ook nog eens Intense) al zo heeft gedaan. Nou vooruit, en kom terecht in een gedegradeerde wereld, waar schijt hebben op en zoveel mogelijk geld binnenharken met lowbudget-producten geplakt op ooit gewaardeerde, met luister en pracht omgeven luxemerken het hoofddoel is.
Afgaande op een advertentie denk je Primark géén Emmanuel Ungaro. Wat dat laatste betreft: de huidige verleidingscodes begrijpen de huidige licentiehouders eveneens niet, not, njet. Want een moderniserings- en transformatieoffensief houdt ook in dat je de voornaam van de oprichter laat vallen.
Ga ik de geur kopen? Achter fout gekozen namen, kunnen ‘best wel aardige’ geuren zitten. Ingrediëntencheck: lychee, appel, zwarte bes, mugane (?), fresia, jasmijn, lorenox (hout, amber, leer, aromatisch), vanille en sandelhout. Kan er mee door, toch?
Lachen en jeetmariamoederlief, ik zie op Fragrantica dat de geur pas uit 2021 stamt. Zo snel heb ik een geur nog niet uit het officiële parfumcircuit gebonjourd zien worden. En is er ook nog een echte inwisselbare inclusieve en woke-achtige promotieclip voor gemaakt (nog geen 400 views). Zeer vreemd hier: wel hip dansen maar een beetje wild in het rondspuiten, ho maar. En zoals zo vaak in de parfumindustrie: what a waste of money, energy and ‘talent’.
Nog een klein dingetje voor de eindredactie van Ici Paris XL online: ik weet het is vervelend, maar Beauty Member Punt is één woord: beautymemberpunt.
Bijna onmogelijk een nieuwe oudh-geur niet te introduceren met een wanhopige kreet: ‘Mijn god wat verschijnen er toch veel – te veel? – oudh-geuren!’ Nu moet gezegd: Agar Ebène stamt ‘alweer’ uit 2018 – is het zó lang geleden dat ik me in de Hermessence-reeks heb verdiept?
Die verdieping zou ook nu niet hebben plaatsgevonden, ware het niet dat ik onlangs een soort van kennismakingspakketje cadeau kreeg van een bevriende kennis uit mijn werkveld.
Moet ook gezegd: Agar Ebène, klinkt weer zo lekker, hoe moet ik het zeggen, Frans chic. Een geur waarin oudh zit verwerkt, daadwerkelijk zo noemen, is zo gewoon, zo doorsnee. In hetzelfde pakketje zitten nog meer nieuwsgierigmakende flaconnetjes, met name twee musks (oliën zo lijkt het).
Agar Ebène is een oefening in minder is meer, én laat je oudh anders ervaren. Hermès had nog geen oudh en Christine Nagel had nog geen Hermessence gemaakt. Et voilà: Agar Ebène zag het licht en werd tegelijkertijd gepresenteerd met Cèdre Sambac en Myrrhe Eglantine. Maar of je het nu echt een oudh kunt noemen?
De klassiek-populaire invulling (met roos en saffraan bijvoorbeeld) wordt vervangen door een overdosis dennenbalsem. Bij de opening, dacht ik eerst met een houtige (in de zin van ongeraffineerd, ruig) leergeur vandoen te hebben. Interessant. En als je doorruikt is het de dennenbalsem – al een parfum in deze geur op zichzelf – die volop aandacht opeist: rijk, smeuïg, zacht, met zo’n aangename frisse, lichtgroene en zalvende ondertoon.
Langer op de huid, wordt de geur één met de huid, en wordt het boeket voller en gaat de oudh meespelen. Maar meer op de achtergrond. Bescheiden de dennenhars dienend in plaats van andersom. Dat brengt me op de vraag: verwijst Ebène – ebbehout – in de naam ergens naar? Nope, volgens mij want de geur is niet donker, exotisch, ‘mysterieus’ en gevaarlijk en onvermijdelijk.
Dat dacht ik dus bij het horen van de naam. Dus in dat opzicht is de geur voor mij teleurstellend. Zoals Agar Ebène nu is (niet dat die gaat veranderen), is het een chique en originele invulling van het oudh-thema. Maar toch een beetje braaf. Mooi maar braaf en met veel aandacht gemaakt. Net zoals de etalages van het Franse luxe-merk.
Ik greep in mijn parfumproefjes-grabbelton, want ik had zin een geur te bespreken. Doe ik de laatste tijd ter ontspanning. Glas wijn erbij – knappe jongen die me dan nog weg krijgt. Freyja (2018) dus – dank je wel www.parfumaria.com. Inderdaad een hele belangrijke godin uit het Noorse godenrijk. Ik ken haar alleen van naam en denk ‘altijd’ bij haar: ‘Moet je niet ’s nachts op straat tegenkomen’.
Wist dus niet dat ze voor zoveel staat, afgaande op wat Tonatto Profumi vertelt: ‘Opperste godin, de godheid van schoonheid, seks, aardse geneugten en het hemelse hiernamaals, rijdend door de hemel in door haar katten getrokken strijdwagen. Ze lijkt misschien een leuke meid. Maar deze dame kan, indien nodig, de bad ass tevoorschijn halen. Ze is een ziener en sjamaan, een gedaanteverwisselaar die de bedrieger Loki kan helpen’ (even terzijde: ‘deze dame’ en ‘bad ass’ is in deze context absurd).
Niets mis mee lijkt me. In hedendaagse, ordinaire straattaal zou ik zeggen: stoephoer met een hoog esthetisch besef die gaat meppen als ze d’r zin niet krijgt. Eerlijk gezegd met die laatste Loki – ook nog nooit van gehoord – voel ik meer sympathie. Wat zegt dat over mij? Want hij ‘is een onruststoker en eveneens een gedaanteverwisselaar die andere goden helpt maar ook vaak tegenwerkt.
Voor hetzelfde geld, had Tonatto Profumi, Freyja ook Loki mogen noemen, want het is onmogelijk een god in een geur te vertalen. Dan heb ik het nog niet gehad over het feit dat het inmiddels een beetje chic-cliché is goden ter inspiratie aan te roepen – kennen we nu wel.
Daarnaast: waar begin je? Het is allemaal een kwestie van interpretatie. Ik denk bij de Noorse mythologie ‘geurtechnisch’ aan kou – zeewater dat tegen de fjorden beukt, koele heldere rivieren, heel veel bos (heel vaak bedekt met sneeuw) en het Noorderlicht. Brute Vikingen? Niet echt. Maar deze ‘ingrediënten’ kun je ook zien als een gelikte reclamefolder van het Noors toeristenbureau: ‘Kom genieten van onze houten tiny houses midden in de uitgestrekte wouden van Noorwegen waar na een lange wandeling een openhaard op je wacht om… te genieten van de ‘speciaal voor de gelegenheid gemaakte’ geur van Tonatto Profumi…
Mooi is die wel hoor. Ik hou niet zo van de omschrijvingen herfst- en security blanketgeur, maar zijn hier wel op hun plaats. Alhoewel, door de klimaatveranderingen loopt de eerste omschrijving steeds meer mank. Terwijl ik die schrijf – 26 oktober rond 16.00 – zit ik in het Vondelpark met een temperatuur van 20 graden.
Freyja begint groenig scherp (galbanum-achtig) en een beetje fris – kan voor mijn gevoel van alles zijn; rozemarijn, salie, wat takjes lavendel, omringd door de eerste zware slierten wierook die je het gevoel geven een kathedraal of basiliek te betreden. Blijft lekker lang blijft hangen – de hele bezichtiging lang.
Bij een heiligenbeeld zie je zelfs vazen gevuld met anjers – alleen bewust ruiken doe ik die niet echt, maar het heeft wel die zweem van dat ‘typische’ warm-kruidige anjer-gevoel. Dan bij de uitgang merk je dat de geur een zalvende toets krijgt – vanille en amber doen hun intrede. Maar mooi gedoseerd zoals dat heet. De vanille niet te, de amber blijft zijn droge-warme charme behouden. Kan de patchoeli zijn die voor dit evenwicht zorgt. En ook mooi: ‘de andere kant’ van wierook – zacht en melkachtig – krijgt nu volop kans zich te laten gelden terwijl je kruidige toetsen blijft waarnemen die oplichten als vuurvliegers tijdens een heldere hemelnacht.
Dit vermeldt de site ook, overbodig en vanzelfsprekend; alsof liefhebbers/klanten deze aanbevelingen nog nodig hebben: ‘Gemaakt met kostbare en innovatieve grondstoffen. Het melange- en filterproces gebeurt met de hand met ambachtelijke technieken van de haute parfumerie’. Wel noemenswaardig: de geur bevat geen kleurstoffen, parabenen, vaseline en siliconen.
Opvallend toch: het prijsverschil. Op homesite € 150,00, bij Bol € 130,00. 100ml.
Eerst even een zijstraat: ik zag gister de vrouw van David Beckham voorbijkomen. Een of ander casual online-interview van Vogue of zo naar aanleiding van haar nieuwe collectie. Zoals we van haar gewend zijn, gaf Victoria the ultimate best version of herself en liet ze door stupide ditjes en datjes weten dat ze eigenlijk heel gewoon en eigenlijk ook maar een mens is. Voorspelbaar celebrity-gewauwel.
Wat ik me tóch ondanks mijn ergernis afvroeg: waarom heeft zij nog geen eigen nieuwe parfumcollectie in het niche-departement conform de luxe-uitstraling van haar mode? Zou zo maar een succes kunnen worden mits ze zich niet laat (ver)leiden en mangelen door marketing-piepeltjes (van Coty bijvoorbeeld) die er bijvoorbeeld voor hebben gezorgd dat haar landgenoten – Stella McCartney, Alexander McQueen – nooit parfumnamen van kaliber zijn geworden.
Anyway, de flacon uit de Eau de Parfum-collectie kan ze van haar man lenen want daar is – wat dat betreft – niets mis mee (ik moet ‘altijd’ aan Bottega Veneta denken). Misschien een andere dop, maar voor de rest.
Amber Breeze is de vierde geur in zijn Eau de Parfum-collectie en geïnspireerd – blablabla – op ‘zijn passie voor reizen, vakmanschap en geuren’. En wat moet er in je opkomen als je Amber Breeze ruikt? Volgens het persbericht iets dat, wat mij betreft, eigenlijk moeilijk voor te stellen is – geurtechnisch dan: ‘De mooiste zonderondergang die je ooit hebt gezien’.
een soort van amber
Vraag een vriend, een kennis, een onbekende wat voor een geur ze in gedachten – zouden – hebben, als ze de zon achter de horizon zien verdwijnen. Grote kans dat het antwoord erg vaag zou zijn. Het vocabulaire ontbreekt; ze kunnen zich er niet echt een voorstelling van maken. En het hangt er natuurlijk van af wáár je de zon ziet ondergaan. Of ze zouden misschien komen met fris, exotisch, warm, zwoel en/of ziltig – omschrijvingen direct afkomstig uit het parfumwoordenboek want ik geloof dat geur & zonsondergang is gekaapt door de parfumindustrie.
David Beckham koos voor een groen-kruidige interpretatie die ik geografisch in Zuid-Europa zou plaatsen tijdens de herfst. Wat je goed ruikt in de opening: rozemarijn, die springt eruit, de peper doet ook zijn best. Heel eerlijk gezegd: ik ruik de lavendel-rooscombinatie niet zo goed en dat komt door de… amber, of beter gezegd de warme ondertonen van de geur. Die geven de bloemen nauwelijks kans te bloeien (een kenmerkend euvel bij ambergeuren).
Of het moet die zoetige sliert zijn, die ik alleen niet associeer amber maar eerder met ambroxan (niet opgegeven als ingrediënt) in de basis. Een beetje weeïg, een beetje ziltig, een beetje houtig, een beetje warm, een beetje van alles wat, maar het ontwikkelt zich niet tot een geprononceerde amberwarmte (typisch voor een midprice-geur).
Het is er wel, maar niet zoals je zou willen: krachtiger en aardser. Patchoeli en vetiver zouden Amber Breeze die kant op kunnen sturen, maar dan moet de kwaliteit er wel naar zijn. Dus niet. Alles wordt ‘afgelakt’ met geroosterde tonkaboon en dat zou je met een beetje fantasie amber kunnen noemen.
Breeze in de naam klopt wel trouwens, want het mag dan een eau de parfum zijn, maar (voor mij) dan wel op eau de toilette-basis. Resteert mij één vraag: als je passie vakmanschap en geuren is, wat voor een geuren zou Beckham dan zelf gebruiken? Ik kom terecht op de (wel of niet te vertrouwen, who cares anyway) www.celebrityfragranceguide.com en zie Erolfa (Creed), Feuilles De Tabac (Miller Harris) en, geloof het of niet, zijn eigen Instinct.
Dat invloedrijke modeontwerpers meer en meer een afbeeldingscultuur promoten dan dat ze zien dat hun kleding daadwerkelijk wordt gedragen, is door Instagram alleen maar toegenomen. Wat je natuurlijk niet weet: zal door al die extra miljoenen likes het geld bij die luxemerken extra tegen de plinten op blijven klotsen?
Loop door de Amsterdamse PC Hooftstraat, dan denk je: ‘Yep!’ Op een druilerige maandag (een week geleden) staan consumenten bij Louis Vuitton, Hermès en Chanel geduldig in de rij. Nog niet bij Balenciaga. Op dit moment niet een van de belangrijkste, maar wel spraakmakendste modehuizen. Die zit nu op een hoekpandje gevuld met op het eerste gezicht alleen maar gaap-gaap-standaard-luxe-tassen.
Erg cliché, waarvoor mijn verontschuldigingen, maar Balenciaga zou zich nu in zijn graf omdraaien als hij zou zien wat onder zijn naam over de catwalk… lopen kun je het bijna niet meer noemen; eerder ‘gebukt gaan onder’.
De huidige ontwerper is in alles anti waar mode voor staat, en heeft het zo ver doorgevoerd dat het inmiddels cliché en voorspelbaar wordt. Wat Demna Gvasalia op de catwalk gooit, zie je al decennia dagelijks in het straatbeeld; gewone mensen (soms vluchtelingen) die leven, wonen en werken zonder met mode bezig te zijn: dus ‘smakeloos’, ‘lelijk’, ‘treurig’ en zo meer.
Zijn truc: op deze dagelijkse kloffie – vaak ook nog eens bewust verknipt, vies gemaakt, te heet gewassen, uitvergroot of ‘militair’ gemaakt – naait hij het begeerlijke label Balenciaga. Het effect en zijn doel: subversief en anti-establishment. Af en toe herinnert hij met zijn kleding aan de klassieke Balenciaga-signatuur (nu tentoongesteld by the way in Den Haag).
Wie zijn wij ook al weer?
Nu we een beetje ‘moe-zal-wel’ zijn van Gucci’s beyond gender hippie-chic, is Balenciaga the brand to be seen at or in. Niet alleen door de schokkige en schokkende kleding die hij showt, maar ook door de sterren die hij weet te trekken om in zijn anti-fashion, anti-whatever mee te gaan.
Ooit gehoord van Kim Kardashian? Instagram ontplofte so to speak. En haar ex? Kayne West (ook bekend als Ye)? Die deed dit keer mee in een zwart zwaar lederen jack (die je nog best wel veel in het straatbeeld ziet als je erop let). Ach wat schattig: Gvasalia verbeeldde met de show de toenemende ongelijkheid, de terugkeer van het facisme, de reële dreiging van een nucleaire oorlog – ‘als sneeuw smelt, verandert het in modder’.
Nu ben ik bijna bij de parfuminvalshoek. Om zijn scheve kijk ons, de onwetenden, onder de neus te wrijven, huurt Gvasalia ‘gearriveerde’ kunstenaars in eveneens bekend, om hun schurende, maatschappijkritische boodschap. Voor zijn laatste show waren dat Santiago Sierra (die gooide de hele chique zaal vol met modder en slijk – begrijp de symboliek) en parfumkunstenaar Sissel Tolaas (werkte al vaker met Gvasalia; denk lekker tuttig en burgerlijk: geurkaars). Zij maakte nu een geur die rook naar ontbinding – begrijp de boodschap. Ben je ook zo benieuwd wat de top-, midden- en basisnoten waren. En of de geur lekker lang bleef hangen?
Wat mij verbaast. Waarom zo moeilijk en duur doen als het makkelijker kan. Toch eenvoudiger om even de openbare werken van Parijs te bellen met de vraag of ze paar ton modder kunnen langsbrengen, en mochten ze in de buurt zijn, bij de waterzuiveringsdienst wat septic tanks met rioolwater. Mag dan minder indringend blijven hangen, ondergaan doe je het als toeschouwer wel. Mij hoor je het woord decadent niet in de mond nemen.
Soms schaam ik me dood als ik de naam van een bekende/autoriteit/pionier ‘in het veld’ tegenkom waar ik nog nooit van heb gehoord. Onlangs overkwam het me toen ik in de Volkskrant las dat prof.dr.E.P. Köster (1931-2022) was overleden. Wat een interessant leven – dichter, zat in het verzet, was bevriend met de dichtersgroep De Vijftigers en bracht (leuk detail) als modelkampeerder ANWB-leden de vereisten bij voor een kampeerbewijs – dat ik oppik als de Tweede Wereldoorlog voorbij is.
Hij gaat psychologie en chemie in Utrecht studeren waar hij in 1971 promoveert en hoogleraar wordt in ‘fundamenteel en toegepast onderzoek der chemische zintuigen’. Zijn proefschrift luidt: Adaption and cross-adaptation in olfaction. An experimental study with olfactory stimuli at low levels of intensity.
Köster, internationaal gerenommeerd, wordt gezien als pionier, als voorvechter van een realistische en pragmatische benadering van geur- en smaakonderzoek, bouwer van olfactometers voor specifiek geur(belevings)onderzoek. Voor hem was de neus een van de minst begrepen zintuigen: ‘Reuk behoedt ons vóór alles voor gevaar. Je weet ogenblikkelijk of je een goedje mag vertrouwen of moet maken dat je wegkomt’, zei ooit hij in de NRC.
Toch bevat een goed parfum zweetlucht, fecale, urineachtige en vaginale geuren, in zeer lichte mate. ‘Met potjestrainingen in de peutertijd leren we die vies te vinden. Heimelijk blijven we waarschijnlijk naar ze verlangen, mits niet te bewust waargenomen. Rozen en jasmijn, de belangrijkste bloemengeuren in parfums, bevatten duidelijke fecale geurnoten.’ Ook fijn om te lezen dat hij niet geloofde in het feit dat geuren kooplust zouden bevorderen, je blijft hooguit langer in een fijn ruikende winkel hangen.
het ereparfum kreeg geen naam
Interessant ook: bij de behandeling van de Zaanse paskamermoord, medio jaren tachtig, trok hij als getuige-deskundige de geurproef in twijfel op basis waarvan een verdachte terechtstond. Zijns inziens reageerde speurhond Tim bij een sorteerproef, twee jaar na het misdrijf, op zijn geleider. Onbewust had deze de Duitse herder het verwachte resultaat geduid. Vrijspraak volgde.
In 2019 organiseerde NOSE (Netherlands Olfactory Science Exchange) een sessie tijdens de bijeenkomst van de Nederlandse Vereniging van Hersenen en Cognitie (NVP) om de bijdrage van Köster aan de olfactorische wetenschap te eren en hem te bedanken voor zijn inspiratie voor de wetenschappelijke studie van de relatie tussen reuk, cognitie en gedrag. Hierbij ontving hij een olfactorische prijs: een parfum speciaal voor hem ontworpen door Spyros Drosopoulos. Het is geïnspireerd op zijn werk, zijn persoonlijkheid en enkele van de geurnoten die hij in zijn werk gebruikte. Het was de allereerste prijs die alleen kan worden gewaardeerd door middel van het reukvermogen, en dus deelde het publiek dat de sessie bijwoonde het plezier gezien de prijs tijdens de bijeenkomst door de kamer werd verspreid.
EEN DOP. EEN FLOP. EEN FAILLISSEMENT. EEN VERMOEDEN
Geen foto maar een tekening
Ik ben de laatste tijd steeds vaker zijstraten en doodlopende steegjes van de parfumboulevards aan het verkennen, op zoek naar ‘vergeten verhalen’. Dat schijnt nu ook een trend te zijn. Soms popt zo’n verhaal, narratief, op uit onverwachte hoek. Zoals deze. Op Youtube was ik terecht gekomen in een swirl van films noirs – de een na de andere kwaad in de zin hebbende en ander potentiële moordverdachten kwamen voorbij.
Ik bleef haken bij The Black Book uit (1949). Chic omschreven als ‘noiresque’ – nog nooit van gehoord. Ik bleef doorkijken door het opvallende kaal-gestileerde camerawerk – ‘cinematografie door de legendarische film noir-cameraman John Alton’ zo lees ik – vormgeving, én de aantrekkelijke acteurs waarvan ik óók nog nooit had gehoord.
Die ga ik dan altijd checken op Wikipedia om te lezen wat van ze geworden is. In dit geval: Robert Cummings, Richard Basehart, Richard Hart en natuurlijk de femme fatale. Die werd gespeeld door Arlene – ‘red head’ – Carol Dahl – onder meer beroemd vanwege haar schoonheidspukkel links van haar bovenlip zo lees ik. Geboren in 1925 en ‘pas’ vorig jaar overleden. Ze wordt omschreven ‘as one of the last surviving stars from the classical Hollywood cinema’. Valt wat voor te zeggen als je haar looks bekijkt.
Nu komt de parfumlink. Na haar acteercarrière, begon ze op vijftigjarige leeftijd te werken voor Sears (in 1892 begonnen als postorderbedrijf, uitgegroeid tot een van Amerika grootste warenhuisketens; inmiddels behoorlijk afgeslankt) als hoofd schoonheidsproducten. Jaarsalaris: $ 750,000. Dit – toch wel als droombaan te classificeren – werk, duurde alleen slechts één jaar. Wat nu? Tien jaar treuren (met af en toe een gastrol) of speuren naar mogelijkheden in geuren? Ze koos voor het laatste: op zestigjarige leeftijd (1985) richtte ze haar parfumhuis op: Dahlia (het duurde even voor ik de naam ‘doorhad’).
‘ouderwetse’ parfumglamour
De presentatie van haar enige geur klopte. Bedenk dat niche nog in de kinderschoenen stond. Rijke klassieke omdoos, facetgeslepen flacon ontworpen door Marc Rosen (deze husband no 6 had ze bij Revlon leren kennen en waarmee ze dertig jaar happily married was) en waarin ‘de suggestie wordt gewekt van dahliablaadjes op abstracte wijze vormgegeven’ zo lees ik – zie het echter niet.
De neus van de compositie is onbekend, maar kwaliteit gegarandeerd gezien het project werd gestuurd door toenmalig directeur Bud Lindsay van parfumgrondstoffenproducent Roure Bertrand Dupont (inmiddels opgegaan in Givaudan). De Amerikaan die het oer-Franse Roure Bertrand Dupont tot een mondiaal belangrijke speler wist te maken. Waarvan getuigt: hij verkocht de formule van Youth Dew aan Estée Lauder en op de achtergrond was hij verantwoordelijk was voor de successen van Yves Saint Laurents Opium en het premièreparfum van Oscar de la Rente.
Dat lukte dus niet met Dahlia. Was de prijs de ‘schuldige’? De met de hand geslepen kristallen sprayflacon (90ml) ging over de toonbank voor $ 250 (nu $ 688.13), de matching dito tasspray (30 ml) voor $ 75 (nu $ 206.44).
Voor de vergetelheid bewaard ergens…
Toch flopperdeflopte de geur. Aan de concurrentie kan het niet echt gelegen hebben, want 1985 was geen bijzonder parfumjaar. De opvallendsten: een bekende: Poison van Dior. Een debuut Perry Ellis. Nog een debuut: Fendi. En een tweede kans (en wat voor een!): Obsession van Calvin Klein.
Terugblikkend vertelt Dahl dat na ‘een succesvolle lancering, had ik een jaar later een schuld van een miljoen dollar vanwege een parfum dat goed verkocht. Mijn man – I presume no 5 – had me met een hoop schulden achtergelaten, ik had geen contract, geen eigendom over de naam van de geur en een zakenpartner die er vandoor was gegaan. Everything was gone, including my 14-room apartment.’
Maar wat mij het meest fascineert is de dop, die is toch wel erg Annick Goutallerig. Zou de laatste – na Dahl’s debacle – van Arlene Dahl de rest ervan hebben gekocht die misschien nog op zoek was naar een passende dop op haar (beetje op dezelfde manier gestylde) flacons? Ik weet dat Goutal in 1981 debuteerde, maar zaten Folavril, Eau d’Hadrien en Eau de Lavande al van het begin af aan al in haar vintage gestylde flacons? We houden het bij een vermoeden.
Kwam – net zoals Van Der Zotte – ook voorbij op mijn tijdslijn, en niet één keer, maar tig: Cliff Vintage. Ik naar de site, tester-set aangevraagd die binnen no time bij mij op de deurmat viel. Niet zo vreemd. Cliff Vintage komt uit Emmen zie ik op het postadres en ik woon in Gees. Ziet er goed en helemaal nu uit: niets is van plastic behalve de sluiters van de proefjes.
Storytelling: ‘Twee hartsvrienden zaten in een bar singel malt whisky te drinken, mijmerend over de fijnere dingen in het leven en pratend over de goeie oude tijd. Een beleving, toen de geur van de gerijpte whisky hen herinnerde aan het vervlogen tijdperk. Het bracht hen op het lumineuze idee om de perfecte gentlemen’s parfum te creëren met diezelfde beleving. Een goed product dat niet gaat over smaak of geur maar gebaseerd is op een levensstijl. In ieder geval een geur waarbij de vrouw des huizes vraagt: waar was jij? En zo geschiede.’
Ik kan het niet laten, zal wel met mijn ‘investigate journalism’- en eindredactie-achtergrond te maken hebben: hier slechts een paar kanttekeningen. Het is toch single en geen singel? En zo geschiedde? Het is niet de, maar het parfum. Wat is ‘het vervlogen tijdperk’? Alsof je over de tijd van, pak’m beet, Willem van Oranje praat. Graag zag ik de levensstijl gedefinieerd. Want een levensstijl kan ook fout zijn. Nu krijg ik hatemail want ik denk dan direct aan Gordon. En kan eveneens als onaantrekkelijk ervaren worden – ik heb bijvoorbeeld niets met de levensstijl van Conny Witteman.
Tja, ‘de vrouw des huizes’, dat doet een beetje-behoorlijk belegen aan. Zo van onder ons gesproken en gezwegen, ‘die heeft thuis de broek aan’. Hierop voortbordurend: gezellig rolbevestigend bezig Cliff Vintage. Whiskey is een echt mannending. Not! Ik ken ‘genoeg’ vrouwen die het drinken. Met en zonder ijs.
Verrassender dan je zou vermoeden
En deze gebrekkige storytelling is allemaal niet echt nodig omdat de geuren gewoon goed zijn. Maar voor ik die bespreek, iets anders. ‘In de wereld van parfums’ is whisk(e)y al vaker een inspiratiebron geweest. Maar dan meestal in een chique, soort van vintage Givenchy Gentleman-achtige allure of connotaties hebbend met ‘those were the days’ mannensociëteiten en -clubs in Londen. Vaak resulterend in houtachtige geuren met een flinke vanille-injectie, kruiden en andere zoetmakers.
Maar dat is nu veranderd: zoals cognac on the rocks drie decennia geleden werd ontdekt door de hiphop en r&b-scene in Amerika, zo wordt whisk(e)y nu anders beleefd. Het heeft zijn chique, country-ambiance verlaten en is marketingtechnisch klaargestoomd voor blokes, lads en gewone hardwerkend kerels die rondom het zelf aangestoken haardvuur, zittend op steigerhout-gestylde meubels (die soms per ongeluk ook voor brandhout worden aangezien) het reuze oer-gezellig en smaak hebben. Sommigen laten natuurlijk hun baard staan en laten die nauwkeurig bijwerken bij de lokale barbershop – en daar wordt nog net geen whisky geschonken (maar Cliff Vintage soms wel verkocht).
WAT RUIK IK EIGENLIJK?
Grappig. Bij Silver heb ik een puur vintage-gevoel. En dat voelt lekker aan. Doet me denken aan mannelijke chypres uit midden jaren zeventig met groene noten en eikenmos-ondertoon – zowel in de opening als doorlopend naar de drydown. Zij het alleen wat minder scherp en knallend (toch ervaar ik ook een lichte terpentijn-noot). Ik herken de opgegeven ingrediënten als zodanig niet, de roos uitgezonderd, want daarvoor zit je te snel in de basis van aangenaam ‘warm-sensueel’ hout. Maar Silver komt, zoals je wil, aardig dicht in de buurt van whiskybeleving.
Dat heb ik dus totaal niet met de Gold-variatie. Is voor mij het tegenovergestelde van ‘mannelijk’ en ‘tough guy’. Ik ervaar een overload aan witte bloemen waarvan de indolen gekieteld lijken te worden door mijn fetish-ingrediënt: civet. Subtiel aanwezig. Mooi is het verloop van de compositie: langzaam worden de bloemen overgoten door honing die daarna als het ware worden opgezogen door het leer. En bijzonder: je krijgt het gevoel alsof de zon schijnt ‘de hele geur door’. Gold associeer ik met chic, ‘vrouwelijk’ en klassiek. En Jasmin & Cigarette van Etat Libre Orange dwarrelt door mijn hoofd. Deze ga ik bestellen.
Platina: alsof je je hoofd soort van in een houten whiskyvat stopt. Uiterst aangenaam. De neroli is heerlijk bloemig, de amber kleurt en geurt als whisky, en het cederhout houdt het geheel mooi strak (in het vat). De geur is voor mijn gevoel het meest ‘mannelijk’; dus het meest toegankelijk voor de beoogde doelgroep dan. En lekker, sommigen interpreteren het als vies, maar ik moet ook een beetje denken aan de klassieke schoenenpoets – kan ook zo heerlijk smeuïg ‘zoethout’-achtig ruiken.
Ik zeg het niet vaak, omdat het te vaak wordt gezegd: ik ben aangenaam verrast. En net zoals Van Der Zotte is dit trio origineler – zowel in compositie als in ‘aanpak’ – dan de gemiddelde mannengeur die je nu treft op de schappen van de ketenparfumerie. En je koopt ook nog eens lokaal. En de geuren blijven inderdaad lekker lang hangen. Ben benieuwd naar de neus, zal toch niet… ?
CONSERVATIEVE INVULOEFENING ALL INCLUSIVE GEPRESENTEERD
Zit je veel online en je ‘hebt veel’ met parfum? Grote kans dat je onlangs Giorgio Armani voorbij zag komen om je te attenderen op het re-design en herformulering van zijn Armani Code. Jaargang 2004 – was toen ook al een verandering want de geur heette oorspronkelijk Black Code als ik me niet vergis.
Grappig of treurig dat Armani teruggrijpt naar deze ‘gouwe ouwe’? Want Attitude (2007) en Diamonds for Men (2008); niet echt aangeslagen – meer marketing dan inspirazione. Toch wel schattig: de flacon van de eerste kreeg FiFi Award voor Best Packaging Men`s Prestige. Wat zal Giorgio blij zijn geweest.
En met het opnieuw (2013) in de etalage zetten van zijn allereerste geur Armani Pour Homme (1984) vergezeld van een aantal flankers was leuk, maar niet waarvan je zegt ‘Gôh, wat geweldig!’: Eau pour Homme, Eau de Nuit (beide 2013) aangelengd met Eau d’Arômes (2014). Nou vooruit, Eau de Cèdre (2015) kan er ook nog wel bij. Nu we toch bezig zijn: Eau de Nuit – ja hoor, zal wel niet, Oud (2016).
En je kunt niet eeuwig blijven variëren op de kassakraker Acqua di Giò pour Homme – 1996 alweer. Dan maar Armani Code. Stick to your classics. Zeker in deze onzekere crisistijden waar voor gekkigheid alleen nog maar plaats is op Instagram, rode lopers van filmfestivals, MTV en andere awards en natuurlijk het jaarlijkse Met-gala.
A Brigderton Beau
Toch snap ik deze keuze. Maar is het naam, is het de geur? Ik denk het eerste: want het zijn twee woorden die heel krachtig één wereld oproepen. En ondanks de luxury for the masses-status die Armani inmiddels heeft, toch een soort van chic blijft.
Dus flacon opgestrakt. Lees masculiener gemaakt; de gemiddelde ketenparfumeriekoper moet je het niet te moeilijk maken en als designer vooral niet te moeilijk doen. Dus de geur aangepast. En de herlancering is ook een passend moment voor het merk om aantonen dat je helemaal op de hoogte bent van de transitie in maatschappelijke verhoudingen
Kort door de bocht: de white male krijgt bij Armani gezelschap van kompanen met diverse achtergronden. Sterker, hij speelt een tweede rol. Want René Jean Page (acteur beroemd geworden doordat malllotige-voel goed kostuumdrama Brigderton) is the main attraction. En waar komen dit soort mannen/’bros’, al decennialang samen als ze aan het verbroederen zijn? Yep, op de baseball-sportparkjes in betonnen wereldsteden. Dit gegeven wordt uitgewerkt tot een artistiek verhaal met een teruglopende klok. Boodschap zal wel zijn: je kunt de tijd niet terugdraaien (nu eindelijk eens begrepen Cher!), dus ga af op je intuïtie en je gevoel anders krijg je spijt, loop je de liefde van je leven mis. Mooi gedaan, gezellig cliché, en met een soort van aspiratie: welke man zou niet zo willen zijn?
Oh ja, en helemaal comme il faut de nos jours: ‘De flacon is hervulbaar en demonstreert – ik ga nu huilen – Giorgio Armani’s aandacht voor de planeet’. En wat je allemaal in een flacon kunt zien: ‘In zijn slanke, opvallende zwarte vorm, verheven met zintuiglijke accenten en zilveren accenten, staat de fles als een prachtig object, ontworpen om lang mee te gaan.’ Alsof dat niet geldt voor niet hervulbare flacons. Ik heb er tientallen, al tientallen jaren in mijn parfumatelier staan.
Nu de geur. Ik weet niet meer hoe de oude versie rook. Ta-da! Voor het eerst van mijn leven een proefje besteld via een campagne die voorbijkwam op Instagram. Ach ja, dit is wat marketing al decennia denkt hoe de gemiddelde man wil ruiken. Frisse (krachtig!) opening vermengd (in dit geval bergamot en bergamotblad – kan dat laatste eigenlijk wel?). Het hart: een soort van gladde chic door poederig-fris iris, ‘mannelijk’ gemaakt door bittergroen salie. De iris vind ik als zodanig moeilijk te herkennen en dat komt niet door een overdosis salie. De afronding: hout met een zoet-sensueel ondertoontje: cederhout en tonkaboon. Beetje ‘been there, done that’. Wel opvallend het gebruik van aldehyden (bezig met een ‘voorzichtige’ comeback). Tilt het geheel op, geeft het kracht en glans.
En als je Armani Code dan opspuit, kun je zeggen dat het een ‘echte’ geur is, want die ruik je echt. Neppers namelijk niet, daarvan gaat de lol snel verloren. Althans zo ongeveer verwoordde mijn oudste neef het (iets wat veel generatiegenoten met hem delen), toen ik zag dat hij een of ander kermisgeurtje in zijn toilettas had en ik die ruilde voor Blue de Chanel Le Parfum.
MEER DAN (DOOR MOLENS) GEMALEN PEPER, KRUIDNAGEL EN KANEEL
WARM SPECERIJPARFUM MET NICHE-ALLURE
Toen ik deze geur op mijn Instagram-account voorbij zag komen, begonnen mijn wenkbrauwen vanzelf te fronsen. Ik heb het niet zo op merken die een vette knipoog/middelvinger richting de ‘echte’ parfumbranche wijzen – voorbeeld: A lab on Fire, Escentric Molecules. Of die een zogenaamde gekte/afwijking als subversieve naam en anti-kijk op de business gebruiken om hun producten aan de man te brengen – Nasomatto. Van de Zotte past ook in deze categorie.
Dacht ik. Not dus. Het blijkt een soort van ‘cherry picking’ uit de achternamen van de initiatiefnemers van dit project: grafisch ontwerper Ferry ZOmerdijk en designer Joeri HoTTEntot. En voor het echte Hollandse effect: VAN DE vóór de naam. Et voilà: Van de Zotte.
Leuk om te zien hoe in Nederland ook steeds meer independent merken een kans wagen op de overbezette plank van de parfumerie. Joeri Hottentot kwam op het idee omdat hij ook schuilgaat achter het horlogemerk Hot&Tot (de naam spreekt nu voor zichzelf neem ik aan). Die worden (grotendeels) van hout gemaakt die zowel online (www.hottot.nl) als in winkels worden verkocht (Europa, VS). Waaronder de houtzaagmolen op de Zaanse Schans. De verkoop loopt lekker doordat toeristen volgens Hottentot waarschijnlijk het idee hebben dat de horloges daadwerkelijk in deze molen zijn gezaagd en gemaakt, én omdat Hottentot merkte dat er vraag was naar souvenirs die het gemiddelde aanbod van toeristenshit-winkels ontstijgen.
don’t be fooled by the name
Zo ontstond het idee voor dit eerste parfum Mills. Storytelling: ‘We koesteren molens en hun molenaars en we zijn betoverd geraakt door de ambachtelijke geuren die je tegemoetkomen wanneer je een Nederlandse windmolen binnenstapt. Die mix van hout, specerijen, jute en eeuwen van ambacht hebben we gevangen in een flacon. Opmerking: vraagt iemand zich wel eens af ‘Wat ruikt het hier ambachtelijk?’
Dan het dragersprofiel: ‘Voor de moedige mannen die niets uit de weg gaan, die de strijd met de elementen aangaan, maar genieten van hun oogst, hun wind en hun regen. Herinneringen en geuren van een rijke historie komen samen in dit parfum, gemaakt van specerijen die vroeger door de molens werden gemalen. Mills is onze manier van terug in de tijd reizen naar de Gouden Eeuw’. Opmerking: heel erg cliché, die mannen dan en daarbij: ik vind de geur beyond gender.
Grappig aan dit verhaal: je weet juist niet of je het met een knipoog moet lezen (met name het profiel) en je kunt dus stellen dat de geur (op aangename wijze) not woke is. Dat verkleint de afzetmogelijkheden wellicht. Jammer, want deze geur zou niet misstaan in de winkel van Het Rijksmuseum. Maar ‘Het geweten van Nederland’ spreekt inmiddels niet meer van de Gouden Eeuw, want dat was een ‘Fouten Eeuw’ (mijn woke-invulling). Ik geloof dat ze het nu over de 16de en 17de eeuwse kunst hebben. Correct met if I’m wrong.
Maar toch, ik word wel moe van dat constante terugkijken naar ons rijke verleden (zijn we dan zo bang voor de toekomst?). Daar word je mee al jaren doodgegooid door musea (De Nachtwacht komt mijn neusgaten uit) en tv-programma’s (Wie wordt de nieuwe Rembrandt, Vermeer en over een tijdje de nieuwe Mondriaan?).
Als je niet oppast word je met je oh zo mooie product op één hoop gegooid met stroopwafels en kaas. Moet je maar net willen. En dat is trouwens wel het laatste waar je bij Mills aan denkt. De geur staat op zichzelf, heeft van zichzelf bestaansrecht door de serieuze invulling (welke geur wordt in een houten kistje aangeboden?) en het laatste waar ik wel aan denk is ‘Ik hou van Holland, landje aan de Zuiderzee’. Zing in gedachten maar verder mee.
Nu de geur. Met alleen door molens gemaalde peper, kruidnagel en kaneel daarmee red je het niet. Saai. Dus in de opening, ruik je samen met de peper (aangenaam in overdrive) een sprankelende bergamot, met een gepeperde frisheid tot gevolg.
En dan doen de specerijen hun werk. Peper, kruidnagel en kaneel alleen kunnen een ontbijtkoek/kerstmispudding-gevoel geven maar dat is hier niet het geval dankzij – volgens mij – a: vetiver en b: saffraan. A schraagt het geheel, geeft de compositie wortels (ik vermoed trouwens nog meer niet vermelde vasthouders in de basis) en b is de chique factor van het geheel – lichtjes gezoet hier met een leerachtige ondertoon die voor mij versterkt wordt door tabak. Eindresultaat: een smeuïg-chique en warme geur die aangenaam present is.
Zeker een compliment: Ik heb een associatie met Vetivervan Hiram Green (die ik nu heel veel gebruik). Met partner had exact hetzelfde gevoel. Ik hoop dat Mills nog meer verkooppunten krijgt, want dit is zo’n geur waarmee je ‘beginners op parfummarkt’ kunt overtuigen dat die marketinggeuren van de grote jongens (Dior, Armani en al die anderen) eigenlijk te boring, te veilig en te saai voor woorden zijn.
Soms krijg ik echt zin een blog te schrijven. Gaat zo: ik heb iets geroken, ben euforisch-verbaasd, dan wel ernstig-heftig teleurgesteld en vervolgens beginnen mijn hersenen – of wat er nog van over is – te pingpongen. ‘Wat gebeurt hier, hoe kan dat nou, is het echt? Dit is toch echt… !’
Ik had het dus met Highland garden/Scottish countryside garden dat onderdeel vormt van de legendarische ‘Rozenhofcollectie’ waarover ik al eerder schreef. Knap, want je komt het nog zelden tegen: een geur/merk die/dat nooit een online-melding heeft gekregen. Ik ben de producent in ieder geval niet tegengekomen van Highland garden/Scottish countryside garden. Wél geuren die als jouw iPhone de flacon scant, een soort van hetzelfde gevoel moeten oproepen.
een ‘onwetende’ nichegeur
Ik verwachtte een nietszeggend, pruttel-pruttel-parfum-prullaria-toeristenshitgevalletje. Maar jeetje het is geweldig. Op het etiket staan bluebells getekend, en verdomd die zijn er niet voor de sier, want je ruikt ze for real. Hoe ruiken die? Als je weet dat de ze worden geclassifieerd als Hyacinthoides non-scripta, dan ruik je dus de hyacint. En wel vol overgave. Klopt: tegenover over onze boerderij poppen ze onder de eikenbomen jaarlijks weer op en dat ruik je – je weet dat de lente in de lucht hangt. Fris-bloemig, tintelend, groen-bloemig met zo’n merkwaardige fluweel-sensuele ondertoon.
Weer wat geleerd: bluebells worden geassocieerd met Schotland volgens Wikipedia. Je hebt daar zelfs velden in open plekken in het bos waar ze bijkans woekeren en die dan niet betreden mogen worden tijdens de bloei – daar zou ik wel eens willen staan.
Trouwens, echte parfumkenners weten het: de bluebell vormt af en toe het hoogtepunt in een geur. De bekendste: die van Penhaligon’ uit 1978. Ach ja, en nu niet gaan huilen: volgens sommige royalty watchers Princess Diana’s favoriet.
Maar er vond nog een machtiger associatie – ping pong! – plaats: in Highland garden/Scottish countryside ruik je een fusie van Chanel N° 19 en Cristalle (1974). Van de eerste heeft ze het klaterend-groene van de tweede die fantastische hyacint-elegantie. Je wordt het parfum ingezogen na de opening: je kijkt verwonderd naar het flaconnetje en constateert tevreden: vroeger was alles beter – ook souvenirs.
De afronding is ook niet hatseflats: poederig met ja zelfs een zachte eikenmos-hout-afronding. Gewoon, het is u inmiddels duidelijk – klasse met een hoofdletter. Ben ondertussen benieuwd naar de neus – ping pong! – en door wie besteld, wat was de briefing – ‘Doe maar iets dat op het midden houdt tussen N°19 en Cristalle, en dan vind ik alles prima’- de prijs en het aantal bestelde flacons.
De achterkant van de flacon vermeldt: ‘Refreshes you with the splendour and naturalness of the Scottish countryside’. Geen woord gelogen volgens mij – uitzonderlijk in de wereld van parfums. Ik hoop het binnenkort live in Schotse Hooglanden te ervaren.
Zou ik nog wel een keer willen zien: de eerste collecties van State of the Art (anno 1987) en wat voor een breisels en andere confectie uit de decennia daarvoor – vanuit het Twentse Lichtenvoorde – het aan de man bracht. Zou zo maar de inspiratiebron kunnen zijn voor een vintagecollectie, want 1987 geldt inmiddels ook als vintage. Excuses: een lezer wees mij op het feit dat Lichtenvoorde niet in Twente ligt, maar in de Achterhoek. Ik had het kunnen weten: geboren als Tukker, kwam ik er wel eens.
Het persbericht vermeldt dat State of the Art naast overhemden, denim, blazers, bermuda’s, jassen en overshirts ook accessoires aanbiedt: tassen van hoogwaardig leer, riemen, mutsen en sjaals. En: ‘Om het totaalplaatje volledig te maken ontbrak er een onzichtbaar kledingstuk: ons eigen parfum’.
Even in een breder verband verplaatst: State of the Art, hoort in dezelfde rij als het van eveneens Nederlandse oorsprong McGregor (ik had een ooit geruiten blouse van ze die nu als vintage zou gelden), Gaastra (nu alleen nog actief in schoenen) en Van Gils (inmiddels een soort van begrip in het middensegment wat geuren betreft).
Goed idee: niet een van de usual suspects van de grote geurproducenten werd gevraagd voor de geur, maar een onafhankelijk nicheparfumeur: Kristof Lefebre van het indi-label Miglot uit Gent, België. Ik lees op Fragrantica dat hij in 2021 werd bekroond met de Best Made in Belgium Award tijdens de Belgian Beauty Awards – dat lijkt me gezien het aantal ‘officiële’ neuzen van Belgisch origine niet moeilijk ;-> Anyway, ik heb nog steeds een onuitgepakt kennismakingspakketje van Miglot liggen, waar ik me weldra in ga verdiepen.
Ik hoop dan wel dat die origineler ruikt dan State of the Art. Vooropgesteld: het is geen slechte geur, maar wel braaf, conventioneel en erg binnen de lijntjes. Afgaande op de uitstraling van State had ik iets meer hip & happening verwacht.
Dat van ‘geen slechte geur’ komt op conto van de houdbaarheid – er wordt melding gemaakt van een concentratie van 18 procent, maar het lijken er meer – en de kwaliteit van de ingrediënten is ook op een goed niveau.
‘Eindelijk’ weer eens een mannengeur – zit qua prijs op http://www.beslist.nl ongeveer op gelijk niveau met Blue de Chanel – waarin je patchoeli ruikt zoals het hoort: donker, vochtig, zoet-mossig zonder synthetische nagalm. Geldt ook voor de stroef-groene salie en droge peper; de warm-houtige patchoeli neemt de kruiden goed op met een krachtig-stoer effect tot gevolg. Ook weer leuk, bij goed door ruiken kun je alle smaakmakers goed onderscheiden. Geldt zeker voor de opening van sinaasappel en kardemom.
Maar dan de slogan: ‘De geur van avontuur en passie’. Hoe oudbakken wil je het hebben? Had de marketing niet iets originelers kunnen bedenken? En een geur als roadtrip? Gaap-gaap. Dat moest waarschijnlijk van de opdrachtgevers omdat ‘the journey is the destination’ een rode draad vormt in de campagnes van State of the Art: op pad in een Classic Porsche om de meest indrukwekkende natuur te ontdekken. Kwestie van kijken: bij een klassieke Porsche denk ik aan leer: stuur, bekleding, autohandschoenen. Met andere woorden: een leernoot had de geur extra kunnen sieren. Misschien iets voor een limited edition.
Wil je de link met Porsche beter begrijpen, dan moet je op www.quotenet.nl zoeken naar State of the Art. Daar vind je een in memoriam van de oprichter Albert Westerman (en hoe de zoon het bedrijf toekomstbestendig maakte). Deze zoon geeft wel een grappige omschrijving van de doelgroep van State of the Art: ‘Gericht op mannen met twee keer modaal, Audi voor de deur’.